ECLI:NL:CRVB:2021:1986
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van bijstandsverlening wegens niet-gemelde gokactiviteiten en kasstoring
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving sinds 3 november 2009 bijstand op basis van de Participatiewet. In het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, uitgevoerd door de gemeente Rotterdam, zijn bankafschriften overgelegd waaruit blijkt dat de appellant in verschillende maanden geld heeft opgenomen in gokinstellingen. De gemeente concludeerde dat de appellant gokactiviteiten had verricht zonder deze te melden, wat leidde tot de herziening en intrekking van zijn bijstand over bepaalde maanden, en een terugvordering van € 9.207,-. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling dat hij gokactiviteiten heeft verricht. De Raad oordeelde echter dat de frequentie en het aantal geldopnamen in gokinstellingen voldoende bewijs vormen voor de conclusie dat de appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad benadrukte dat het recht op bijstand niet schattenderwijs kan worden vastgesteld, en dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht had op aanvullende bijstand. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de intrekking van de bijstand terecht was.