ECLI:NL:CRVB:2021:1956
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens verblijf in het buitenland en inkomen uit bijschrijvingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 1 september 2014 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft in hoger beroep aangevoerd dat de bijschrijvingen en kasstortingen op zijn bankrekening ten onrechte als middelen zijn aangemerkt en dat deze bedragen niet in mindering op zijn bijstand hadden mogen worden gebracht. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant langer dan toegestaan in het buitenland had verbleven en dat hij geen melding had gemaakt van de bijschrijvingen en kasstortingen. De Raad heeft vastgesteld dat de bijschrijvingen en kasstortingen op de bankafschriften van de appellant als inkomen moeten worden aangemerkt, en dat de vastgestelde verblijfsduur in het buitenland correct was. De Raad heeft de argumenten van de appellant, waaronder de stelling dat de bedragen bedoeld waren voor het kopen van eten voor vrienden, niet onderbouwd geacht. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.