ECLI:NL:RBZWB:2024:6735

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
23/10228
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van AIO-aanvulling met oplegging van boete wegens verblijf in het buitenland

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eisers tegen de herziening van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling), de terugvordering van teveel betaalde AIO-aanvulling en de oplegging van een boete. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had op 8 maart 2023 besloten om de AIO-aanvulling over de periode van juli 2015 tot en met november 2021 te herzien, en aankondigde dat zij € 2.260,47 van eisers zou terugvorderen en een boete van € 1.695,35 zou opleggen. Dit besluit volgde op een onderzoek naar het verblijf van eisers in het buitenland, waaruit bleek dat zij niet alle verblijven buiten Nederland hadden gemeld, wat in strijd is met hun inlichtingenplicht.

Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Svb, maar de rechtbank oordeelt dat de Svb terecht heeft gehandeld. De rechtbank stelt vast dat eisers herhaaldelijk in het buitenland zijn geweest zonder dit te melden, wat leidt tot de conclusie dat er sprake is van grove schuld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de herziening van de AIO-aanvulling en de terugvordering van de teveel betaalde bedragen, evenals de oplegging van de boete. De rechtbank wijst erop dat het aan eisers is om aan te tonen dat de pintransacties in het buitenland niet door hen zijn gedaan, wat zij niet hebben kunnen onderbouwen.

De uitspraak benadrukt de verplichting van eisers om elk verblijf in het buitenland te melden aan de Svb, en dat het niet nakomen van deze verplichting kan leiden tot herziening van de bijstandsverlening en oplegging van boetes. De rechtbank heeft de relevante wettelijke bepalingen in een bijlage opgenomen en concludeert dat de Svb op juiste wijze heeft gehandeld in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10228 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2024 in de zaak tussen

[eisers] , uit [plaats] , eisers

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht, de Svb.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de herziening van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling), de terugvordering van de teveel betaalde AIO-aanvulling en de oplegging van een boete.
1.1
Met het besluit van 8 maart 2023 heeft de Svb de AIO-aanvulling over de periode van juli 2015 tot en met november 2021 herzien. Verder is in dit besluit aangekondigd dat de Svb het voornemen heeft € 2.260,47 van eisers terug te vorderen en dat er een boete aan eisers kan worden opgelegd van € 1.695,35.
Met het besluit van 4 mei 2023 heeft de Svb de te veel betaalde AIO-aanvulling van
€ 2.260,47 teruggevorderd en een boete aan eisers opgelegd van € 1.695,35.
Tegen deze besluiten hebben eisers bezwaar gemaakt.
1.2
Met de bestreden besluiten van 6 september 2023 heeft de Svb besloten dat de aanpassing van de AIO-aanvulling van eisers over juli 2015 tot en met november 2021 terecht is. Zij moeten € 2.260,47 terugbetalen en zij krijgen een boete van € 1.695,35.
1.3
De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eisers deelgenomen, bijgestaan door hun dochter [naam] . Namens de Svb was, met bericht van verhindering, niemand aanwezig.
1.5
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Totstandkoming van de bestreden besluiten

Feiten
2. Eisers ontvangen sinds 1 maart 2014 een AIO-aanvulling. Bij de toekenning van deze aanvulling hebben eisers een brochure ontvangen waarin onder meer is aangegeven dat zij elk verblijf buiten Nederland door moeten geven en dat indien een wijziging niet tijdig wordt doorgegeven aan hen een boete opgelegd kan worden. Bij de verschillende besluiten over de AIO-aanvulling van 5 mei 2014, 16 januari 2015, 13 februari 2015, 4 januari 2016 en 24 juni 2016 zijn eisers verder gewezen op de verplichting een verblijf buiten Nederland te melden.
De Svb heeft eiser of eisers in de brieven van 17 mei 2016, 2 februari 2017, 11 mei 2017,
9 mei 2018, 9 mei 2019, 18 juni 2020, 16 juni 2021 en 21 januari 2021 ook geïnformeerd over de verplichting elk verblijf in het buitenland te melden.
Uit door de Svb opgevraagde en door eisers ingediende bankafschriften volgt dat er op
22 oktober 2021 pintransacties in Bosnië hebben plaatsgevonden, terwijl de Svb niet bekend was met een verblijf van eisers buiten Nederland. Op 21 januari 2022 is vervolgens een onderzoek gestart naar het verblijf en vermogen van eisers in het buitenland. Er zijn bij eisers nadere gegevens opgevraagd.
In eerste instantie verklaren eisers in 2021 niet in het buitenland te zijn geweest en niet van plan te zijn om in 2022 naar het buitenland te gaan, later heeft eiser telefonisch aan de Svb doorgegeven dat eisers medio oktober 2021 gedurende ongeveer twee weken buiten Nederland hebben verbleven bij familie en dat hem niet bekend was dat hij dit bij de Svb had moeten melden.
De Svb heeft eisers om kopieën van hun paspoorten gevraagd met daarop duidelijk leesbaar de douane-stempels van de data van vertrek naar en terugkomst uit Bosnië en overige bewijsstukken waaruit blijkt in welke periode eisers daadwerkelijk buiten Nederland hebben verbleven.
Uit de ingezonden bankafschriften en paspoortstempels heeft de Svb geconcludeerd dat eisers meerdere malen in de jaren 2014-2022 in het buitenland zijn geweest.
Op 5 juli 2022 heeft de Svb aan eisers medegedeeld het voornemen te hebben om de AIO-aanvulling vanaf 1 maart 2014 volledig in te trekken en terug te vorderen. De totale terugvordering zou € 36.741,21 bedragen. De uitbetaling van de AIO-aanvulling heeft de Svb geblokkeerd bij besluit van 6 juli 2022. Op 18 november 2022 is besloten de betaling van de AIO-aanvulling vanaf november 2022 te hervatten.
De Svb heeft een overzicht gemaakt van de transacties die buiten Nederland hebben plaatsgevonden in de periode 2014-2022. Op basis hiervan heeft de Svb berekend hoeveel dagen eisers in de jaren 2014-2022 in het buitenland hebben verbleven en zowel per jaar als per persoon aangegeven of eisers langer dan is toegestaan in het buitenland hebben verbleven
.
Volgens de Svb heeft eiser in de jaren 2017, 2019 en 2020 langer dan is toegestaan in het buitenland verbleven. Voor eiseres geldt volgens de Svb dat zij in de jaren 2014-2021 meer in het buitenland heeft verbleven dan jaarlijks maximaal was toegestaan. Gedurende de periodes dat eisers boven de normtijd in het buitenland hebben verbleven, hadden zij volgens de Svb geen recht op de AIO-aanvulling.
Met het besluit van 8 maart 2023 heeft de Svb de AIO-aanvulling over de periode van juli 2015 tot en met november 2021 herzien. Verder is in dit besluit aangekondigd dat de Svb het voornemen heeft € 2.260,47 van eisers terug te vorderen en dat er een boete aan eisers kan worden opgelegd van € 1.695,35.
Eisers hebben op dit besluit gereageerd. Deze reactie van eisers hierop is door de Svb aangemerkt als een bezwaarschrift.
Met het besluit van 4 mei 2023 heeft de Svb de te veel betaalde AIO-aanvulling van
€ 2.260,47 teruggevorderd en een boete aan eisers opgelegd van € 1.695,35. Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt.
Bestreden besluiten
3. Met de bestreden besluiten van 6 september 2023 heeft de Svb besloten dat de aanpassing van de AIO-aanvulling van eisers over juli 2015 tot en met november 2021 terecht is. Zij moeten € 2.260,47 terugbetalen en zij krijgen een boete van € 1.695,35. De Svb heeft aangegeven dat bij het toekenningsbesluit van de AIO-aanvulling in een bijlage is aangegeven welke wijzigingen aan haar moeten worden doorgegeven. Elk verblijf buiten Nederland moet verplicht aan haar worden doorgegeven. Op 11 mei 2017, 9 mei 2018,
9 mei 2019, 18 juni 2020 en 16 juni 2021 zijn brieven verzonden met informatie over het verblijf in het buitenland. Omdat uit een bankafschrift blijkt dat er op 22 oktober 2021 geld is opgenomen in het buitenland is de Svb een onderzoek gestart naar het verblijf van eisers buiten Nederland. Uit de kopieën van de paspoorten van eisers blijkt ook dat zij in 2020 buiten Nederland hebben verbleven. Het verblijf buiten Nederland is onderzocht vanaf
1 maart 2014. Er zijn bankafschriften opgevraagd over de periode van 1 maart 2014 tot en met 8 november 2022. Eisers hebben betoogd dat de periodes van het verblijf in het buitenland van eiseres niet juist zijn vastgesteld. Zij kon maar maximaal 30 vakantiedagen per jaar opnemen en zij kon daarom niet in de periodes in het buitenland zijn geweest, die de Svb heeft vastgesteld. Dit heeft eiseres echter niet met bewijzen onderbouwd. Ook blijkt niet dat de kinderen van eisers hun bankpassen hebben gebruikt.
De Svb gaat daarom uit van het verblijf van eisers buiten Nederland op basis van de door hen overgelegde bankafschriften. Eiser mag 13 weken en eiseres mag 4 weken maximaal per jaar buiten Nederland verblijven. Vanaf 22 november 2021 geldt dat eiseres de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en ook zij jaarlijks maximaal 13 weken buiten Nederland mag verblijven zonder dat dit gevolgen heeft voor de AIO-aanvulling. De AIO-aanvulling is aangepast over de periode juli 2015 tot en met november 2021, conform de specificatie bij de beschikking van 8 maart 2023.
Eisers zijn herhaaldelijk in het buitenland geweest zonder daar melding van te maken. Er is sprake van grove schuld, daardoor bedraagt de boete € 75% van het benadelingsbedrag.
Beroepsgronden
4. Eisers stellen in de periode 2014-2021 meerdere keren naar Bosnië te zijn geweest, maar nooit langer dan de jaarlijks maximaal toegestane verblijfsduur. Het is eisers niet duidelijk geweest dat kortere verblijven ook bij de Svb gemeld moesten worden. Pas op 11 mei 2022 zijn zij door de Svb geïnformeerd over de meldplicht van een voorgenomen verblijf in het buitenland.
Nadat de Svb onderzoek had ingesteld werd onder dreiging van het stopzetten van de AIO-aanvulling van eisers geëist dat zij alle bankafschriften van 2014 tot en met 2021 zouden inleveren. Toen zij dit in verband met privacy weigerden, werd de uitkering gedurende twee maanden stopgezet.
Eisers benadrukken dat zij elkaars pinpassen gebruiken en dat ook de kinderen hier soms gebruik van maken als zij naar Bosnië gaan om zo in Bosnië spullen voor hen te kopen. Het gebruiken van elkaars pinpassen is niet verboden. Anders dan een paspoort kunnen bankafschriften geen bewijs leveren voor een verblijf in het buitenland.
Eisers wijzen er verder op dat de Svb op illegale wijze het vermeende woningbezit van eisers in Bosnië heeft gecontroleerd.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geding
5. De rechtbank beoordeelt de herziening en terugvordering van de aan eisers toegekende AIO-aanvulling. Verder beoordeelt de rechtbank de aan eisers opgelegde boete. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
Het geschil gaat niet over andere onderzoeken van de Svb over mogelijk bezit van een woning in Bosnië. Voor zover hier gronden tegen zijn gericht, zal de rechtbank die onbesproken laten.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Herziening van de AIO-aanvulling
8.1
De hier te beoordelen periode loopt van juli 2015 tot en met november 2021.
8.2
Het besluit tot herziening van de AIO-aanvulling van eisers is een voor hen belastend besluit, waarbij het aan de Svb is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat in dit geval aan de voorwaarden voor herziening is voldaan in beginsel op de Svb rust.
Inlichtingenplicht
9. Eisers hebben geen recht op de AIO-aanvulling als zij langer dan 4 weken (tot de pensioengerechtigde leeftijd) of 13 weken (na de pensioengerechtigde leeftijd) per jaar in het buitenland verblijven. [1] Als eisers een verblijf in het buitenland niet bij de Svb melden, terwijl daar wel sprake van is, is sprake van schending van de inlichtingenplicht. [2]
9.1
Eisers stellen dat zij niet wisten dat zij elk verblijf in het buitenland bij de Svb hadden moeten melden. De dochter van eisers heeft ter zitting uit de bijlage behorende bij de brief van de Svb van 29 januari 2014 geciteerd:
‘Vakantie of verblijf buiten Nederland. U mag elk jaar maximaal 13 weken buiten Nederland verblijven met behoud van uw AIO-aanvulling. Blijft u langer, dan trekt de Svb de aanvulling in. Heeft u partner de AOW-leeftijd nog niet bereikt? Uw partner mag maximaal 4 weken buiten Nederland verblijven met behoud van de AIO-aanvulling.’
9.2
In de bijlage de brief van 29 januari 2014 staat inderdaad niet aangegeven dat eisers elk verblijf in het buitenland moeten melden. De rechtbank wijst er echter op dat de brief van 29 januari 2014, bij welke brief de aangehaalde passage is opgenomen, niet het besluit is waarbij aan eisers een AIO-aanvulling is toegekend. Dat is gebeurd bij het besluit van
20 februari 2014. In de bij dit toekenningsbesluit behorende bijlage staat expliciet vermeld:
‘U bent verplicht elk verblijf buiten Nederland aan de Svb te melden’.Ook in de latere besluiten en brieven die de Svb aan eiser of eisers heeft gestuurd, staat expliciet vermeld dat elk verblijf in het buitenland bij de Svb gemeld moet worden.
De rechtbank stelt vast dat eisers hun inlichtingenplicht, gelet op de bijlage bij de brief van 29 januari 2024, anders hebben begrepen en dat zij ervan uitgingen dat zij enkel te lange verblijfsperioden in het buitenland bij de Svb moesten melden. Op eisers rustte desondanks de verplichting om van elk verblijf in het buitenland melding te maken, zodat de Svb kan nagaan of aan de voorwaarden voor de AIO-aanvulling is voldaan.
9.3
Nu eisers niet elk verblijf in het buitenland aan de Svb hebben gemeld, hebben zij de op hen rustende inlichtingenplicht geschonden.
9.4
De Svb heeft haar standpunt over het te lange verblijf van eisers in het buitenland gebaseerd op de pintransacties die met de bankpassen van eisers buiten Nederland hebben plaatsgevonden. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [3] rechtvaardigt het feit dat pinopnames/pinbetalingen zijn gedaan in het buitenland de vooronderstelling dat die opnames/betalingen zijn gedaan door de rekeninghouders. In een dergelijke situatie is het aan eisers om aannemelijk te maken dat het tegendeel het geval is.
Eisers hebben gesteld dat zij de pinopnames/pinbetalingen in het buitenland in de te beoordelen periode niet zelf hebben gedaan, maar dat hun kinderen daar toen gebruik hebben gemaakt van hun bankpassen. Om dit aannemelijk te maken hadden eisers hun stelling echter met objectieve en verifieerbare gegevens moeten onderbouwen en dit hebben zij niet gedaan. De Svb heeft daarom terecht de AIO-aanvulling van eisers over de te beoordelen periode herzien en de teveel aan hen uitgekeerde AIO-aanvulling teruggevorderd.
9.5
Tegen de oplegging van de boete hebben eisers geen zelfstandige beroepsgronden aangevoerd, zodat deze buiten bespreking kan blijven.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 25 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage - wettelijke bepalingen

Participatiewet

Artikel 13
1. Geen recht op bijstand heeft degene:
e. die per kalenderjaar langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland dan wel een aaneengesloten periode van langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland.
4. In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, geldt voor personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, een periode van dertien weken.
Artikel 17, eerste lid
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
Artikel 18a, eerste lid
Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, of 36b, vierde lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. (…)
Artikel 47a
1. De Sociale verzekeringsbank heeft tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen aan:
a. (…)
b. gehuwden, van wie beide echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikte dan wel van die één echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, hier te lande die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
2. De artikelen 1 tot en met 6, hoofdstuk 2, met uitzondering van artikel 18, hoofdstuk 3, de paragrafen 5.1 en 5.2, hoofdstuk 6 en de artikelen 79, 80 en 81 zijn van toepassing op de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, door de Sociale verzekeringsbank, tenzij in deze paragraaf anders is bepaald.
Artikel 47b
Voor de toepassing van artikel 47a, eerste lid, wordt – voor zover hier van belang – in de artikelen 17, 54 en 58 voor «het college» telkens gelezen: de Sociale verzekeringsbank.
Artikel 47g
1. De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 17, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 17, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
2. In dit artikel wordt onder benadelingsbedrag verstaan het bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen.
Artikel 54, derde lid
Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
Artikel 58, eerste lid
Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e. en vierde lid, van de Participatiewet.
2.Artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet.
3.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 23 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:207 en van 3 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1956.