In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellante, die als chauffeur werkzaam was, had een WIA-uitkering aangevraagd na uitval door een epileptisch insult. Het Uwv weigerde de uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat het medische onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige te twijfelen. Appellante ging in hoger beroep en herhaalde haar standpunt dat haar beperkingen ernstig waren onderschat.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gronden van appellante in hoger beroep niet nieuw waren en dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het Uwv op juiste wijze had gehandeld. Daarnaast werd er een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden met drie maanden en veroordeelde de Staat tot betaling van € 500,- aan appellante.
Het incidenteel hoger beroep van de ex-werkgever werd niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in medische beoordelingen en de naleving van termijnen in juridische procedures.