In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de korpschef van politie. De zaak betreft verzoeken van twee betrokkenen om een waarnemingstoelage, die door de korpschef ten onrechte zijn aangemerkt als verzoeken om terug te komen van eerder genomen besluiten. De Raad oordeelt dat de korpschef niet aannemelijk heeft gemaakt dat de betrokkenen recht hadden op een hogere salarisschaal en dat de eerdere besluiten niet impliciet een weigering inhielden om de waarnemingstoelage toe te kennen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland, die de beroepen van de betrokkenen gegrond had verklaard. De korpschef is veroordeeld in de proceskosten van de betrokkenen, die zijn vastgesteld op € 1.496,- per betrokkene. De Raad heeft tevens bepaald dat tegen de nieuwe besluiten van de korpschef slechts beroep kan worden ingesteld bij de Raad zelf.