ECLI:NL:CRVB:2021:116
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek om waarnemingstoelage door ambtenaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant, een ambtenaar, tegen de korpschef van politie. De appellant heeft verzocht om een waarnemingstoelage met terugwerkende kracht tot 1 februari 2014. De korpschef heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat er geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden. De rechtbank Limburg heeft het beroep van de appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit van de korpschef vernietigd, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen. De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de vraag te beantwoorden of de korpschef het verzoek van de appellant terecht heeft opgevat als een verzoek om terug te komen van rechtens onaantastbare besluiten. De Raad oordeelt dat de korpschef dit terecht heeft gedaan en dat er geen nieuwe feiten zijn die de afwijzing van het verzoek rechtvaardigen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de korpschef de aanvraag van de appellant terecht heeft afgewezen. De uitspraak is gedaan op 7 januari 2021.