In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de AOW-verzekering van appellante, die in Polen geboren is en later naar Nederland verhuisde. Appellante heeft betoogd dat haar tijdvakken van verzekering in Polen moeten worden meegeteld voor de berekening van haar AOW-pensioen. De Raad oordeelt dat, hoewel de tijdvakken voor de toetreding van Polen tot de EU liggen, de Europese coördinatieregels van toepassing zijn. De Raad verwijst naar een eerder arrest van het HvJEU en concludeert dat de verzekering voor de AOW van appellante is aangevangen op haar trouwdatum in 1983. De Raad heeft eerder geoordeeld dat buitenlandse verzekerde tijdvakken niet automatisch leiden tot verhoging van het ouderdomspensioen op grond van de AOW. De AOW kent een opbouwstelsel en de buitenlandse tijdvakken tellen niet mee voor de hoogte van de uitkering, maar kunnen wel meetellen voor het verkrijgen van recht op prestaties. Appellante heeft ook aangevoerd dat zij recht heeft op een sociaal voordeel op basis van Europese regelgeving, maar de Raad oordeelt dat zij geen directe rechten kan ontlenen aan de verordening omdat zij geen werknemer is. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) terecht in stand gelaten, en het hoger beroep van appellante is afgewezen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.