Uitspraak
18.1704 PW
OVERWEGINGEN
.Op appellant waren de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de PW van toepassing.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, waarbij aan appellant een maatregel van 30% verlaging van zijn bijstandsuitkering werd opgelegd. Dit gebeurde omdat appellant niet was verschenen op een Jongerenbijeenkomst, waarvoor hij was opgeroepen. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het feit dat appellant eerder al een maatregel had gekregen voor een vergelijkbare gedraging, wat de toepassing van de recidivebepaling rechtvaardigde. Appellant stelde dat hij zich had afgemeld voor de bijeenkomst, maar de Raad oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen. Bovendien werd vastgesteld dat de kosten van de reis naar de bijeenkomst minimaal waren, waardoor het niet aannemelijk was dat hij deze niet kon betalen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd ook afgewezen, omdat appellant niet had aangetoond dat er toezeggingen waren gedaan door het college die hem deden geloven dat er geen maatregel zou worden opgelegd. De Raad concludeerde dat het college terecht de maatregel had opgelegd en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam werd bevestigd.