ECLI:NL:CRVB:2021:1696

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
20/1529 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van duurzaam gescheiden leven in het kader van AOW-pensioen voor gehuwden

Op 8 juli 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) tegen een betrokkene die een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) had aangevraagd. De Svb had aan betrokkene een pensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde toegekend, maar betrokkene stelde dat zij duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot. De rechtbank Gelderland had eerder geoordeeld dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven, maar de Svb ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de situatie van betrokkene en haar echtgenoot onderzocht. Betrokkene en haar echtgenoot zijn sinds 1975 gehuwd, maar wonen sinds 2001 niet meer samen. De Svb had in 2018 een onderzoek ingesteld naar de leefsituatie van de echtgenoot van betrokkene, wat leidde tot de herziening van zijn pensioen. De Raad oordeelde dat de financiële verstrengeling tussen betrokkene en haar echtgenoot, evenals de frequentie van hun contact, niet duidde op duurzaam gescheiden leven. De Raad concludeerde dat de Svb terecht het pensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde had toegekend.

De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit van de Svb werd ongegrond verklaard. De Raad benadrukte dat de omstandigheden van de feitelijke situatie bepalend zijn voor de beoordeling van duurzaam gescheiden leven, en dat de motieven voor het niet samenwonen niet relevant zijn voor deze beoordeling.

Uitspraak

20.1529 AOW

Datum uitspraak: 8 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
27 maart 2020, 19/6008 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
De Svb heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft haar echtgenoot [naam echtgenoot] ( [naam echtgenoot] ) een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021. De Svb heeft zich via beeldbellen laten vertegenwoordigen door mr. P. Stahl-de Bruin. Namens betrokkene is haar echtgenoot verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene en [naam echtgenoot] zijn vanaf [trouwdatum] 1975 gehuwd. Zij wonen vanaf 2001 niet meer samen. Betrokkene heeft op 17 juni 2019 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd.
1.2.
Voor de beoordeling van de aanvraag van betrokkene is van belang dat [naam echtgenoot] vanaf januari 2012 een ouderdomspensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde ontving. In april 2018 is de Svb in het kader van een project duurzaam gescheiden leven een onderzoek gestart naar de woon- en leefsituatie van [naam echtgenoot] . Op 2 augustus 2018 heeft een huisbezoek plaatsgevonden in de woning van [naam echtgenoot] en is met hem gesproken. [naam echtgenoot] heeft het formulier “Onderzoek DGL” ingevuld en ondertekend. Ook is op 6 augustus 2018 telefonisch contact geweest met betrokkene. Naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek is het ouderdomspensioen van [naam echtgenoot] per 1 augustus 2018 herzien naar een gehuwdenpensioen.
Wat aan deze procedure voorafging
1.3.
Bij besluit van 30 juli 2019 is aan betrokkene met ingang van 14 oktober 2019 een ouderdomspensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde toegekend.
1.4.
Bij besluit van 8 oktober 2019 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 30 juli 2019 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat uit wat [naam echtgenoot] tijdens het huisbezoek in augustus 2018 heeft verklaard over zijn leefsituatie en dat wat betrokkene heeft verklaard, niet blijkt dat sprake is van duurzaam gescheiden leven.
Wat heeft de rechtbank geoordeeld?
2. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven tussen betrokkene en [naam echtgenoot] . Totdat in 2017 bij betrokkene borstkanker is vastgesteld, was er niet of nauwelijks contact tussen betrokkene en [naam echtgenoot] . Vanaf 2017 beperken de contacten zich tot regelmatige bezoeken door [naam echtgenoot] aan betrokkene, die sinds die tijd ernstig ziek is. Er zijn geen gezamenlijke activiteiten. Wel ondersteunt [naam echtgenoot] betrokkene financieel al geruime tijd, maar zijn er geen financiële voorzieningen getroffen ten gunste van de langstlevende. Hierdoor verschilt de financiële ondersteuning volgens de rechtbank niet wezenlijk van de ondersteuning in de vorm van alimentatie waarop betrokkene bij scheiding recht zou hebben gehad. Het beroep tegen het bestreden besluit is dan ook gegrond verklaard door de rechtbank.
Wat hebben partijen aangevoerd?
3.1.
De Svb heeft aangevoerd dat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven tussen betrokkene en [naam echtgenoot] . Daarbij hecht de Svb met name waarde aan de mate van financiële verstrengeling tussen betrokkene en [naam echtgenoot] en de mate van contact dat zij nog hebben, zoals dat naar voren is gekomen bij het huisbezoek in augustus 2018. De Svb bestrijdt de vaststelling van de rechtbank dat voordat betrokkene ziek werd in 2017 er niet of nauwelijks contact was tussen betrokkene en [naam echtgenoot] .
3.2.
Betrokkene wil graag een bevestiging van de aangevallen uitspraak. Namens betrokkene heeft [naam echtgenoot] aangevoerd dat de feiten zoals die zijn opgenomen in het verslag van het huisbezoek niet juist zijn. Zo is bestreden dat hij klusjes in de tuin voor betrokkene doet of boodschappen. In het verleden heeft hij in de zomermaanden een metrokrantje bij betrokkene in de bus gedaan.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is of op 14 oktober 2019 bij betrokkene sprake was van duurzaam gescheiden leven.
4.2.
Ingevolge artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van
25 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2918) is van duurzaam gescheiden leven eerst sprake indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. Dit zal moeten blijken uit de feitelijke omstandigheden.
4.4.
Het gegeven dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning is niet voldoende om duurzaam gescheiden leven aan te nemen. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932) kan de echtelijke samenleving bestaan zonder dat van samenwonen sprake is. De motieven op grond waarvan de echtelijke samenleving niet, nog niet, niet langer of niet opnieuw is verbroken, zijn voor de beoordeling van de vraag of sprake is van duurzaam gescheiden leven niet relevant (vergelijk de uitspraken van de Raad van 2 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1277 en 3 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1093).
4.5.
Namens betrokkene heeft [naam echtgenoot] op zitting zijn oorspronkelijke verklaring tijdens het huisbezoek van 2 augustus 2018 bestreden voor wat betreft de klusjes die hij voor betrokkene deed, het boodschappen doen en de mate van contact.
4.6.
Ook wanneer wordt uitgegaan van de verklaring van [naam echtgenoot] op zitting, komt de Raad met de Svb en anders dan de rechtbank tot het oordeel dat in de situatie van betrokkene geen sprake is van duurzaam gescheiden leven.
4.7.
De Raad hecht er belang aan dat sprake is van een grote mate van financiële verstrengeling. Daarvoor is in aanmerking genomen dat betrokkene en [naam echtgenoot] in 2006 van woning hebben geruild. Betrokkene woont vanaf die tijd in de woning in [gemeente 1] , die in gezamenlijk eigendom is. [naam echtgenoot] woont in de woning in [gemeente 2] , die eigendom van betrokkene is. Betrokkene heeft die woning geërfd. [naam echtgenoot] betaalt de vaste lasten en de kosten van de woning in [gemeente 2] . [naam echtgenoot] betaalt ook de hypotheek van de woning in [gemeente 1] . Daarnaast betaalt [naam echtgenoot] betrokkene een bedrag van € 350,- per maand voor levensonderhoud, omdat betrokkene anders financieel niet kan rondkomen. Ook betaalt [naam echtgenoot] de premie voor de zorgverzekering van betrokkene en haar andere verzekeringen.
4.8.
Verder heeft de Raad van belang geacht dat [naam echtgenoot] een sleutel van de woning van betrokkene heeft in geval er wat met haar gebeurt. Ook komt [naam echtgenoot] eens per twee weken langs bij betrokkene.
4.9.
Uit wat in 4.7 en 4.8 is overwogen volgt dat de Svb in de situatie van betrokkene terecht geen duurzaam gescheiden leven heeft aangenomen. Dit betekent dat de Svb terecht met ingang van 14 oktober 2019 een pensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde aan haar heeft toegekend.
4.10.
Dit betekent dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking. De Raad zal het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 8 oktober 2019 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van M.E. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2021.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) M.E. van Donk
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.