4.6.Dit betekent dat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de PW aan bijstandsverlening in de weg staat, aangezien appellant beschikt(e) over de middelen om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan.
4.7.1.Op grond van artikel 15, eerste lid, van de PW bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich ook niet uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
4.7.2.Artikel 16, eerste lid, van de PW bepaalt dat het college aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand kan verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
4.7.3.Artikel 35, eerste lid, van de PW bepaalt dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.7.4.Artikel 17, eerste lid, van de Beleidsregels bepaalt dat het college geen bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van tandheelkundige behandeling. Het tweede artikellid bepaalt dat het college in bijzondere omstandigheden kan afwijken van lid 1. Een bijzondere situatie is in ieder geval een acute noodsituatie waarbij behandeling niet uitgesteld kan worden en de belanghebbende geen middelen heeft om de behandeling te betalen.
4.8.1.Appellant heeft bij zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor tandartskosten twee rekeningen gevoegd. Deze rekeningen dateren van 28 oktober en 30 november 2017. Op deze rekeningen staan als behandelingen vermeld: grondig reinigen wortel door mondhygiënist, per element (tweemaal) respectievelijk herbeoordeling met parodontiumstatus na initiële tandvleesbehandeling.
4.8.2.Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 17 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1028) doen zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Ook volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 27 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY4808) is een noodsituatie acuut als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Gezien de aard van de behandelingen kan niet worden geconcludeerd dat een dergelijke situatie zich voordoet. 4.8.3.Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Beleidsregels kan het college in bijzondere omstandigheden bijzondere bijstand verlenen voor tandartskosten. Een bijzondere situatie is in ieder geval een acute noodsituatie waarbij behandeling niet uitgesteld kan worden en de belanghebbende geen middelen heeft om de behandeling te betalen.
4.8.4.De beleidsregels moeten worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid voor zover met toepassing daarvan bijzondere bijstand wordt verleend in andere gevallen of tot een hoger bedrag dan met toepassing van artikel 15 en 35 van de PW mogelijk is. Naar vaste rechtspraak van de Raad betekent een en ander dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als een gegeven wordt aanvaard, waarbij wordt getoetst of het beleid op consistente wijze wordt toegepast.
4.8.5.De te beantwoorden vraag is of het college met juistheid heeft beslist dat de in artikel 17, tweede lid, van de Beleidsregels omschreven situatie zich in appellants geval niet voordoet. Gezien de aard van de behandelingen kan niet worden geconcludeerd dat de in artikel 17, tweede lid, van de Beleidsregels bedoelde situatie zich voordoet.
4.9.1.Appellant heeft ten aanzien van de kosten die hij voor de ambulance heeft moeten maken een beroep gedaan op artikel 16 van de PW. Appellant heeft toegelicht dat hij onwel was geworden. Zijn vriendin zag dat hij wegzakte. Appellant is flauw gevallen. Zijn vriendin heeft toen 112 gebeld, waarna de ambulance is gekomen. Het ambulancepersoneel heeft appellant meegenomen naar het ziekenhuis. Het is achteraf na onderzoek niet duidelijk geworden wat er aan de hand is geweest. De zorgverzekeraar heeft de vervoerskosten vergoed en bij appellant het eigen risico in rekening gebracht. Voor dit eigen risico heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd.
4.9.2.Tussen partijen is in geschil of zich in dit geval zeer dringende redenen voordoen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW om in afwijking van artikel 15 van de PW bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van het eigen risico.
4.9.3.Zeer dringende redenen doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Dit is vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1028) Een noodsituatie is acuut als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Dit is ook vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY4808). 4.9.4.Zoals op de zitting al met partijen is besproken doet zich een acute noodsituatie voor als het ambulancepersoneel na een 112 oproep verschijnt en na inschatting van de medische situatie van een betrokkene de keuze maakt om deze per ambulance te vervoeren naar het ziekenhuis. Daarmee staat vast dat op dat moment sprake was van een acute noodsituatie. Dat achteraf na onderzoek in het ziekenhuis (gelukkigerwijs) niet blijkt van een levensbedreigende situatie maakt dit niet anders.
4.9.5Aan het tweede onder 4.9.3 genoemde vereiste, namelijk dat de behoeftige omstandigheden waarin appellant verkeerde op geen enkele andere wijze dan met bijstandsverlening was te verhelpen, wordt echter niet voldaan. Deze noodsituatie is immers verholpen door de verleende medische hulp en was dus niet met bijstandverlening te verhelpen.
4.9.6.Dat leidt tot de conclusie dat zich geen dringende redenen hebben voorgedaan als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW.