ECLI:NL:CRVB:2019:781
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor proceskosten in cassatieprocedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een proceskostenveroordeling van € 3.074,42 in een cassatieprocedure bij de Hoge Raad. Het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet werk en bijstand bijstandverlening voor schulden uitsluit. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat een veroordeling tot vergoeding van de proceskosten niet als schuld kan worden gekwalificeerd. De Centrale Raad van Beroep heeft deze grond echter verworpen. De Raad oordeelde dat een veroordeling tot vergoeding van proceskosten inderdaad inhoudt dat er een verplichting tot betaling van een geldsom aan een derde is ontstaan. De Raad verwees hierbij naar eerdere rechtspraak, waaronder een uitspraak van 10 april 2012.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.