ECLI:NL:CRVB:2021:1567
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning Wajong-uitkering na afwijzing op basis van arbeidsvermogen en duurzame beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uwv. Appellant, geboren in 1999, had een aanvraag ingediend op basis van sociale en psychische problematiek, waarbij hij voortdurend begeleiding nodig heeft. Het Uwv had de aanvraag aanvankelijk afgewezen, stellende dat appellant geen arbeidsvermogen had, maar dat deze situatie niet duurzaam was. In de daaropvolgende bezwaarprocedure werd deze afwijzing bevestigd.
De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellant ongegrond, maar de Centrale Raad van Beroep kwam tot een andere conclusie. De Raad oordeelde dat appellant, gezien zijn lichte verstandelijke beperking, hechtingsstoornis en ADHD, niet in staat is om gedurende een uur aaneengesloten te werken, zelfs niet met voortdurende begeleiding. De Raad baseerde deze conclusie op informatie van de orthopedagoog en de mentor van appellant, die bevestigden dat appellant regelmatig ondersteuning nodig heeft om zijn taken uit te voeren.
De Raad oordeelde dat het ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie duurzaam is en dat appellant voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep van appellant werd gegrond verklaard, en het Uwv werd veroordeeld tot het vergoeden van de kosten van appellant. De Raad kende appellant met terugwerkende kracht een Wajong-uitkering toe, ingaande op 22 mei 2018.