Uitspraak
19 3079 WAO, 19/3111 WAO, 20/3591 WAO
PROCESVERLOOP
.
OVERWEGINGEN
)heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 14 maart 2017 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft in dit besluit toegelicht dat bij herziening op grond van artikel 39a, eerste lid, van de WAO toeneming van arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar na de laatste herziening na 25 november 2007 moet zijn ingetreden, wat niet het geval is. Ook op grond van artikel 37 van de WAO is appellant niet in aanmerking gekomen voor een verhoging van de WAO-uitkering, omdat appellant de daarvoor geldende wachttijd van 104 weken nog niet heeft doorlopen. Na het doorlopen van de wachttijd zal de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw worden vastgesteld.
(bestreden besluit 2) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 22 november 2017 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit heeft het Uwv ten grondslag gelegd dat de WAO-uitkering niet wordt verhoogd omdat sprake is van een nieuwe ziekteoorzaak. Appellant is destijds door rugklachten arbeidsongeschikt geworden en in bezwaar zijn geen medische stukken ingebracht waaruit zou blijken dat deze rug- en nekklachten zijn toegenomen. Evenmin is gebleken dat voor 1 september 2015 al sprake was van psychiatrische problematiek.
,niet behoeft te worden beantwoord.
.