Uitspraak
17.1922 WIA
2 maart 2017, 16/2801 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
BESLISSING
S.B. Smit-Colenbrander als leden, in tegenwoordigheid van A.M.M. Chevalier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2021.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de hoogte van het WIA-dagloon werd vastgesteld. Appellant had een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd en was van mening dat zijn dagloon niet alleen gebaseerd moest worden op het loon van zijn dienstverband bij [BV 1], maar ook op een vermeend dienstverband bij [BV 2]. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het dagloon van appellant alleen op het loon van [BV 1] is gebaseerd, omdat appellant niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk een dienstbetrekking had met [BV 2].
Daarnaast heeft appellant een verzoek ingediend om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn in deze procedure is overschreden met 18 maanden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.500,-. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en veroordeelt de Staat tot betaling van deze schadevergoeding aan appellant. Tevens worden de proceskosten van appellant in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep vergoed, in totaal € 2.136,-. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2021.