ECLI:NL:CRVB:2015:1672
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van de WW-uitkering en de vaststelling van het recht op uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de WW-uitkering van appellant. Appellant ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en was van mening dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de omvang van zijn recht op WW-uitkering onjuist had vastgesteld. Het Uwv had op 30 juli 2013 de WW-uitkering herzien en het dagloon verhoogd. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Den Haag bevestigde het besluit van het Uwv in haar uitspraak van 5 maart 2014, waarop appellant in hoger beroep ging.
Appellant stelde dat hij altijd 40 uur per week had gewerkt en dat zijn vrijwilligerswerk als voetbaltrainer ten onrechte niet was meegenomen in de berekening van zijn recht op WW-uitkering. De Raad beoordeelde de zaak aan de hand van de relevante wetgeving, waarbij werd gekeken naar de definitie van werkloosheid en de criteria voor het vaststellen van het recht op WW-uitkering. De Raad concludeerde dat het Uwv de omvang van het recht op WW-uitkering correct had vastgesteld en dat appellant geen objectieve gegevens had overgelegd die de gegevens van het Uwv konden weerleggen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 mei 2015.