Uitspraak
19 898 PW, 19/1393 PW, 19/2564 PW
25 februari 2019, 18/3704 (aangevallen uitspraak 1), 22 maart 2019, 18/5665 (aangevallen uitspraak 2) en 1 mei 2019 18/6561 (aangevallen uitspraak 3) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
PROCESVERLOOP
mr. Vetter door middel van een videoverbinding aan de ziting deelgenomen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.J. Telting.
OVERWEGINGEN
9 december 2017 beëindigd op de grond dat zij niet beschikt over een geldige verblijfstitel die recht geeft op bijstand.
30 september 2017, maar gelet op haar verblijfsstatus daarna niet meer.
4.2.4. Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Richtlijn geniet iedere EU-burger die op het grondgebied van een gastland verblijft binnen het toepassingsbereik van het EG-verdrag dezelfde behandeling als de onderdaan van dat gastland. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat, in afwijking van het eerste lid, het gastland niet verplicht is een recht op sociale bijstand toe te kennen gedurende de eerste drie maanden van verblijf, of, in voorkomend geval, de in artikel 14, vierde lid, onder b, van de Richtlijn bedoelde langere periode, noch is het verplicht om vóór de verwerving van het duurzame verblijfsrecht steun voor levensonderhoud toe te kennen voor studies, inclusief beroepsopleiding, in de vorm van een studiebeurs of -lening, aan andere personen dan werknemers of zelfstandigen, of personen die deze status hebben behouden, en hun familieleden.
BESLISSING
- vernietigt aangevallen uitspraak 1 voor zover de rechtbank de bijstand heeft beëindigd met ingang van 27 april 2018 en heeft bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 26 april 2018;
- herroept het besluit van 6 december 2017 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treeds van het vernietigde besluit van 26 april 2018;
- vernietigt aangevallen uitspraken 2 en 3;
- verklaart de beroepen tegen de besluiten van 14 september 2018 en 19 oktober 2018 gegrond;
- vernietigt de besluiten van 14 september 2018 en 19 oktober 2018;
- herroept de besluiten van 26 juni 2018, 9 juli 2018 en 28 augustus 2018 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de besluiten van 14 september 2018 en 19 oktober 2018;
- veroordeelt het college tot vergoeding aan appellante van schade in de vorm van wettelijke rente zoals onder 4.6 vermeld;
- veroordeelt het college tot vergoeding van de proceskosten van appellante tot een bedrag van in totaal € 5.340,-;
- bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 478,- vergoedt.