ECLI:NL:CRVB:2021:13
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich ziek had gemeld met psychische en later ook lichamelijke klachten, had een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv had haar uitkering beëindigd op basis van de conclusie dat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. Ze verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige en betwistte de geschiktheid van de geselecteerde functies.
De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig had gehandeld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling. De Raad bevestigde dat de belasting in de geselecteerde functies de belastbaarheid van appellante niet overschreed. Het verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat appellante niet had aangetoond dat er sprake was van een schending van het beginsel van equality of arms. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand bleven.