Uitspraak
17.7694 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
€ 170,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die als postsorteerder werkte, had zich op 20 januari 2015 ziek gemeld met zowel fysieke als psychische klachten. Na beëindiging van zijn dienstverband op 15 april 2015, ontving hij ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het Uwv heeft vastgesteld dat de appellant met ingang van 26 maart 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Dit besluit werd door de rechtbank in stand gehouden, maar de appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen van de appellant op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren. De Raad onderschreef het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er op de datum in geding geen sprake was van PTSS en dat de aanwezigheid van hersenletsel niet met objectieve medische gegevens was onderbouwd. De Raad concludeerde dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies geschikt waren voor de appellant.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van de appellant moest worden veroordeeld. De totale kosten voor rechtsbijstand werden vastgesteld op € 3.072,-. De Raad besloot dat er geen grond was voor toekenning van de gevraagde schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente, en dat het Uwv het griffierecht van in totaal € 170,- moest vergoeden.