ECLI:NL:CRVB:2021:1232
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling functiewaardering van een beroepsmilitair bij de Koninklijke Marechaussee
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een beroepsmilitair bij de Koninklijke Marechaussee, had bezwaar gemaakt tegen de functiewaardering die aan zijn functie van (staf)functionaris Veiligheid, Milieu en Arbo (VMA) was toegekend. De appellant stelde dat zijn functie ten onrechte was gewaardeerd in de rang van kapitein, terwijl deze volgens hem in de rang van majoor gewaardeerd diende te worden. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat de functiebeschrijving van de appellant in rechte vaststaat, wat betekent dat alleen de waardering van de functie ter discussie staat. De Raad bevestigde dat het bestuursorgaan bij functiewaardering een ruime mate van vrijheid heeft, maar dat deze waardering wel gemotiveerd moet zijn. De staatssecretaris had de functie gewaardeerd op basis van het functiewaarderingsysteem FUWADEF 2004, waarbij de functie op veertien kenmerken was beoordeeld. De appellant voerde aan dat de totaalscore van 44 punten niet correct was en dat deze ten minste 50 punten moest zijn.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht geen aanleiding had gezien om te oordelen dat de functiewaardering onhoudbaar was. De argumenten van de appellant werden niet overtuigend genoeg bevonden om de waardering te weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.