Uitspraak
19 216 ZW, 19/4464 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
2 mei 2016 geëindigd. Het Uwv heeft appellant met ingang van 2 mei 2016 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van appellant. Appellant, die als logistiek medewerker werkte, meldde zich ziek na een auto-ongeval in maart 2016. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende hem een ZW-uitkering toe, maar beëindigde deze per 12 mei 2017 en later per 25 juli 2018, omdat appellant in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Appellant ging in hoger beroep tegen deze besluiten, stellende dat zijn beperkingen door het Uwv waren onderschat en dat er sprake was van schending van het beginsel van equality of arms. De rechtbank Oost-Brabant had eerder de beroepen van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraken. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling. De Raad wees het verzoek van appellant om een deskundige te benoemen af, omdat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies van het Uwv konden onderbouwen. De Raad concludeerde dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant.