ECLI:NL:CRVB:2021:1161
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing Wajong-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had eerder, in 2016, een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat er op haar achttiende verjaardag geen sprake was van ziekte of gebrek. Na een nieuwe aanvraag in 2017, waarin zij aangaf gediagnosticeerd te zijn met een autistische stoornis, verzocht zij het Uwv om terug te komen op het eerdere besluit. Dit verzoek werd afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beoordeling rechtvaardigden.
De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante stelde dat haar autisme een aangeboren ontwikkelingsstoornis is die haar rond haar achttiende verjaardag belemmerde in het functioneren. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de verzekeringsarts overtuigend had gemotiveerd dat de actuele diagnose niet leidend is voor de beoordeling van de situatie op de relevante datum. De Raad bevestigde dat er geen nieuwe relevante informatie was die de eerdere afwijzing van de Wajong-aanvraag zou kunnen onderbouwen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 12 mei 2021.