ECLI:NL:CRVB:2021:1091
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van disciplinaire straf opgelegd aan ambtenaar wegens plichtsverzuim
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de disciplinaire straf opgelegd aan een ambtenaar door het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn werd beoordeeld. De ambtenaar, die sinds 1973 in dienst is bij de gemeente, werd beschuldigd van plichtsverzuim door in strijd te handelen met interne afspraken bij het bestellen en planten van bomen, en het onrechtmatig snoeien en afzagen van bomen en struiken. Het college had de ambtenaar met een disciplinaire straf van overplaatsing naar een lagere functie en vermindering van salaris bestraft. De rechtbank oordeelde dat de vermindering van salaris onevenredig was, maar bevestigde de overplaatsing.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de ambtenaar de verweten gedragingen had begaan. De Raad oordeelde dat de disciplinaire straf van overplaatsing niet onevenredig was, gezien de ernst van het plichtsverzuim en de verantwoordelijkheden van de ambtenaar. Echter, de Raad vond de vermindering van salaris in combinatie met de overplaatsing onevenredig, vooral gezien de lange staat van dienst van de ambtenaar en het feit dat hij geen voordeel had ondervonden van zijn handelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar verbeterde de gronden van de beslissing.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke werkinstructies en de verantwoordelijkheden van ambtenaren in hun functie. De Raad concludeert dat het college bevoegd was tot het opleggen van een disciplinaire straf, maar dat de specifieke strafmaat in dit geval niet in verhouding stond tot de ernst van het plichtsverzuim.