In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, werkzaam bij de gemeente Eindhoven, had een conceptvergunning voorgelegd aan het college zonder daartoe bevoegd te zijn, wat leidde tot een disciplinaire maatregel in de vorm van een boete van € 250,- wegens plichtsverzuim. De Raad oordeelde dat het enkele maken van een fout bij het verrichten van werkzaamheden niet automatisch leidt tot strafwaardig plichtsverzuim. De Raad stelde vast dat, zelfs als de appellant de fout niet had gemaakt, de vergunning alsnog verleend zou zijn met dezelfde bijzondere voorwaarden. Er was geen bewijs dat de appellant met zijn handelen het oogmerk had om zichzelf of de aanvrager van de vergunning te bevoordelen of te benadelen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, waardoor de opgelegde boete werd vernietigd. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.960,- bedroegen.