ECLI:NL:CRVB:2021:1090
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van toegenomen beperkingen in het kader van de Wet WIA na eerdere afwijzing van WIA-aanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellant recht heeft op een WIA-uitkering. Appellant had zich eerder ziek gemeld en was in 2012 afgewezen voor een WGA-uitkering omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Na een melding van toegenomen klachten in 2016, heeft het Uwv opnieuw geweigerd om een WIA-uitkering toe te kennen, omdat er volgens hen geen toegenomen beperkingen waren binnen vijf jaar na de eerdere beoordeling. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen, die in hun rapporten hebben vastgesteld dat er geen toegenomen beperkingen zijn bij appellant sinds 9 januari 2017. De Raad wijst erop dat de door appellant ervaren klachten niet automatisch leiden tot een toename van arbeidsbeperkingen. De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat er geen recht op een WIA-uitkering bestaat, omdat er geen toegenomen beperkingen zijn vastgesteld uit dezelfde ziekteoorzaak binnen de gestelde termijn. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.