ECLI:NL:CRVB:2020:841
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Causaal verband tussen psychische klachten en zwangerschap/bevalling in het kader van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de vraag of er een causaal verband bestaat tussen de psychische klachten van appellante, die zij toeschrijft aan haar zwangerschap en bevalling, en haar arbeidsongeschiktheid. Appellante heeft sinds 2003 een uitkering op grond van de Wajong en heeft in 2016 een dochter gekregen. Na de bevalling heeft zij zich ziek gemeld en is zij in behandeling gekomen voor psychische klachten, die door haar psycholoog zijn aangeduid als een postnatale depressie. De verzekeringsarts heeft echter geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor een causaal verband tussen de klachten en de bevalling. De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de psychische klachten van appellante niet als gevolg van de zwangerschap heeft aangemerkt, en dat er geen relevante bekken- of rugklachten tijdens de zwangerschap zijn vastgesteld. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat appellante terecht niet in aanmerking is gebracht voor een uitkering op grond van artikel 29a van de ZW, omdat de arbeidsongeschiktheid niet voldoende gerelateerd is aan de bevalling.