ECLI:NL:CRVB:2019:689
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en causaal verband met zwangerschap en bevalling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van een werkneemster. De werkneemster had een uitkering ontvangen in verband met haar zwangerschap en had zich daarna ziek gemeld met psychische klachten. Het Uwv concludeerde dat er geen causaal verband was tussen de zwangerschap en de ongeschiktheid van de werkneemster. De rechtbank had eerder het besluit van het Uwv vernietigd, maar het Uwv ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de depressieve klachten van de werkneemster geen direct gevolg waren van de zwangerschap of bevalling. De Raad benadrukte dat de tijdsverloop na de bevalling een belangrijke factor is bij het vaststellen van een causaal verband. De Raad concludeerde dat de depressieve stoornis van de werkneemster niet als een direct gevolg van de zwangerschap of bevalling kon worden aangemerkt, maar eerder als een reactie op een life-event. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de werkgeefster werd ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordeling en de toepassing van richtlijnen bij het vaststellen van arbeidsongeschiktheid in relatie tot zwangerschap en bevalling. De Raad bevestigde dat er meer aanknopingspunten nodig zijn om een causaal verband aan te nemen, wat in dit geval ontbrak. De beslissing van het Uwv om de ZW-uitkering per 15 maart 2016 te beëindigen werd daarmee gerechtvaardigd.