In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, werkzaam als Adviseur, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de korpschef van politie, waarin zijn functie en waardering zijn vastgesteld. De Raad oordeelt dat de appellant geen geslaagd beroep kan doen op de Notitie en de Aanvulling, omdat hij in de referteperiode feitelijk andere werkzaamheden heeft verricht en de door hem gewenste functie niet is ingericht in de nieuwe formatie. De Raad bevestigt de overwegingen van de rechtbank en stelt vast dat de functievergelijking door de korpschef in overeenstemming met de wettelijke bepalingen heeft plaatsgevonden. De appellant heeft geen recht op de gewenste functie, omdat deze niet beschikbaar is in het organisatieonderdeel waar hij werkzaam is. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt eveneens afgewezen, omdat de collega’s van de appellant een andere uitgangspositie hadden. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.