ECLI:NL:CRVB:2019:1970

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
19 juni 2019
Zaaknummer
17/8283 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functievergelijking en plaatsing binnen de Nationale Politie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de korpschef van politie een besluit heeft genomen over de functievergelijking en plaatsing van appellant binnen de Nationale Politie. Appellant, die werkzaam was als Wijkteamchef, heeft bezwaar gemaakt tegen de toekenning van de LFNP-functie van Operationeel Expert GGP, die hij als onterecht beschouwt. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 juni 2019 uitspraak gedaan, waarbij de eerdere beslissing van de rechtbank is bevestigd. De Raad heeft overwogen dat de functievergelijking door de korpschef in overeenstemming met de wettelijke bepalingen en uitvoeringsafspraken heeft plaatsgevonden. Appellant heeft betoogd dat hij zijn rol als leidinggevende heeft behouden en dat de functie van Teamchef B voor hem passend zou zijn. De Raad heeft echter geoordeeld dat de LFNP-matching een afzonderlijke procedure betreft, waarin eerder onherroepelijk is beslist dat de functie van appellant niet binnen het domein Leiding valt. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

17.8283 AW

Datum uitspraak: 6 juni 2019
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 november 2017, 17/582 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft gereageerd op het verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door B.P. Buis. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. N.J. Mathura.

OVERWEGINGEN

1.1.
Op 16 december 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 21 juli 2014, heeft de korpschef ten aanzien van appellant - op basis van zijn uitgangspositie, te weten Wijkteamchef, met als specifieke werkzaamheden: dierenpolitie / en doelgroepen
(zoals Antillianen, woonwagenkamp, jeugd, scholen en dergelijke) - besloten tot toekenning van en overgang naar de zogenoemde LFNP-functie van Operationeel Expert GGP, met als vakgebied GGP (wijkagent, dierenwelzijn (animal cops) doelgroepen (policing of communities), gewaardeerd in salarisschaal 9. Dit besluit is met de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2015, 14/5726, in rechte onaantastbaar geworden.
1.2.
Bij besluit van 1 december 2015 heeft de korpschef de oorspronkelijke functie van appellant vastgesteld op de functie van Operationeel Expert GGP, gewaardeerd in salarisschaal 9, de LFNP-functie waarin appellant is aangesteld. Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden.
1.3.
Bij besluit van 10 juni 2016 heeft de korpschef appellant als functievolger met ingang van 1 juli 2016 geplaatst in de functie van Operationeel Expert GGP, gewaardeerd in salarisschaal 9, in de formatie van de Eenheid [Eenheid] , Team [Team] , met als plaats van tewerkstelling [gemeente] .
1.4.
Bij besluit van 11 januari 2017 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar tegen het besluit van 10 juni 2016 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 55lb, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) wordt de ambtenaar met een vergelijkbare of uitwisselbare functie in het kader van een reorganisatie geplaatst op deze vergelijkbare of uitwisselbare functie al dan niet in een andere plaats van tewerkstelling, met inachtneming van het bepaalde in artikel 55l.
4.2.
De toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, de korpschef, de politievakorganisaties en de Centrale Ondernemingsraad hebben in het zogeheten vierpartijenoverleg afspraken gemaakt over de aanpak van de personele reorganisatie in verband met de totstandkoming van de Nationale Politie, de zogenoemde reorganisatie Politiewet 2012. Deze afspraken zijn op hoofdlijnen vastgelegd in het Hoofdlijnenakkoord van 20 december 2013. Als uitwerking van dit akkoord zijn vervolgens in het vierpartijenoverleg nadere rechtspositionele afspraken gemaakt. Deze uitvoeringsafspraken zijn op 4 juni 2015 door het Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken vastgesteld en zijn vastgelegd in het zogeheten ‘Moederdocument’, met bijlagen.
4.3.1.
Volgens het Hoofdlijnenakkoord wordt de uitgangspositie van de medewerker in de reorganisatie bepaald door de aan hem per 1 januari 2012 toegekende LFNP-functie. Dit in samenhang met het samenstel van werkzaamheden dat is vastgelegd in de uitgangspositie van de medewerker vóór de overgang naar een LFNP-functie. Voor de meeste medewerkers is dat de oude korpsfunctie op 31 december 2011.
4.3.2.
In fase 1 worden medewerkers geplaatst op functies in de nieuwe formatie. Zij worden geplaatst als functievolger, dan wel vanuit de positie van herplaatsingskandidaat als in fase 1 een passende functie is gevonden.
4.3.3.
Een functievolger volgt een vergelijkbare of uitwisselbare functie zoals bedoeld in artikel 55l van het Barp. Medewerkers met een vergelijkbare of uitwisselbare functie worden in de reorganisatie Politiewet 2012 allen aangewezen als functievolger, ongeacht de formatieruimte in de functie. Overbezetting in de vergelijkbare of uitwisselbare functie wordt dus geaccepteerd.
4.4.
De vergelijkbare of uitwisselbare functies worden vastgesteld door functievergelijking. Die gebeurt - blijkens het Moederdocument, bijlage 5: ‘Functievergelijking reorganisatie politiewet 2012, Werkwijze Werk naar Team’- als volgt:
  • Op basis van het samenstel van opgedragen werkzaamheden vastgelegd in de uitgangspositie voor de overgang naar een LFNP-functie wordt bepaald in welk taakgebied/werkveld de medewerker werkzaamheden zijn opgedragen;
  • Aan de hand daarvan wordt bepaald in welk team in de nieuwe formatie dit taakgebied/werkveld terugkeert. Het resultaat daarvan wordt weergegeven in de zogenoemde “Van werk naar team”-tabellen;
  • Vervolgens wordt vastgesteld of de LFNP-functie van de medewerker voorkomt in de formatie van het desbetreffende team. Is dit het geval dan wordt de medewerker in die functie als functievolger geplaatst;
  • Bij de beoordeling of de LFNP-functie van de medewerker voorkomt in de formatie van het betreffende team worden werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten buiten beschouwing gelaten;
  • Als de LFNP-functie van de medewerker niet voorkomt in de formatie van het betreffende team, wordt gekeken of het samenstel van opgedragen werkzaamheden dat is vastgelegd in de uitgangspositie van de medewerker voor de overgang naar de LFNP-functie vergelijkbaar of uitwisselbaar is met een functie in de formatie van het team. Is dit het geval dan wordt de medewerker op die functie als functievolger geplaatst. Voor deze laatste vergelijking bestaat een commissie (Commissie Functievergelijking) die de korpschef hierover adviseert.
4.5.
De Raad stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de door de korpschef gemaakte functievergelijking heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de hiervoor in rechtsoverwegingen 4.1 tot en met 4.4 weergegeven wettelijke bepalingen en uitvoeringsafspraken. Appellant kan zich om de hierna weergegeven redenen evenwel niet vinden in het eindresultaat.
4.6.1.
Appellant heeft betoogd dat hij zijn rol van leidinggevende van voor de reorganisatie steeds is blijven vervullen. Appellant is dezelfde werkzaamheden blijven uitvoeren als in zijn tijd als Wijkteamchef, zodat er ondanks de reorganisatie in de praktijk niets is veranderd. Volgens appellant is de functie van Teamchef B - in welke functie volgens hem ten onrechte niet is voorzien in Rotterdam - dan wel de functie van Operationeel Specialist B, beide gewaardeerd op schaal 10, voor hem passend. Appellant heeft hieraan nog toegevoegd dat bij de totstandkoming van het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) sprake is geweest van onjuiste, dan wel discutabele afspraken. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat het LFNP is gebouwd op drijfzand, dat de reorganisatie vooral een bezuinigingsmaatregel is geweest en dat het functiegebouw voornamelijk in het leven is geroepen vanwege het feit dat er teveel leidinggevenden bij de politie zaten.
4.6.2.
Voor zover appellant hiermee heeft willen betogen dat ten aanzien van hem ten onrechte is besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Operationeel Expert GGP en dat hij in wezen in het domein Leiding thuishoort, slaagt dit betoog niet. De rechtbank heeft terecht overwogen dat in deze procedure geen plaats is voor een beoordeling van wat appellant in zoverre heeft aangevoerd. De LFNP-matching betreft immers een afzonderlijke procedure waarin de rechtbank bij haar uitspraak van 16 december 2015 onherroepelijk heeft beslist. In die uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat in het domein Leiding (slechts) die functies vallen waarin (in de volle omvang) eindverantwoordelijkheid wordt gedragen en heeft de rechtbank vastgesteld dat die volle eindverantwoordelijkheid niet is waar te nemen in de functie van appellant.
4.6.3.
Ook de stelling van appellant dat in de eenheid [Eenheid] (alsnog) in de functie van Teamchef B dient te worden voorzien valt buiten het kader van deze procedure. De in rechte vaststaande functie van Operationeel Expert GGP vormt het vertrekpunt voor de functievergelijking. Zoals de korpschef onbestreden heeft gesteld viel deze functie bij de afronding van fase 1 van de personele reorganisatie niet binnen het domein Leiding.
4.6.4.
Wat appellant heeft aangevoerd kan al met al niet leiden tot het oordeel dat de korpschef hem ten onrechte met ingang van 1 juli 2016 als functievolger heeft geplaatst in de functie van Operationeel Expert GGP, gewaardeerd in salarisschaal 9.
4.7.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas als voorzitter en H. Benek en H.A.A.G. Vermeulen als leden, in tegenwoordigheid van F.H.R.M. Robbers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2019.
(getekend) H. Lagas
(getekend) F.H.R.M. Robbers

JL