ECLI:NL:CRVB:2020:76
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de status van appellante als medische afzakker in het kader van de WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die sinds 1990 met lichamelijke en psychische klachten uitgevallen was voor haar werk, ontving een WAO-uitkering. Deze uitkering werd in 2016 stopgezet door het Uwv, omdat de appellante een baan had aanvaard met een lager loon. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij om medische redenen lager betaald werk had aanvaard. In hoger beroep heeft de appellante aangevoerd dat zij wel als een medische afzakker moet worden aangemerkt, maar de Raad heeft deze stelling verworpen. De Raad concludeerde dat de appellante niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claim en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij om medische redenen haar arbeidsuren had verminderd of lager betaald werk had aanvaard. De uitspraak benadrukt het belang van het overleggen van medische gegevens ter onderbouwing van claims in het kader van de WAO.