ECLI:NL:CRVB:2020:623

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
11 maart 2020
Zaaknummer
18/4133 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking werkplan in het kader van de WW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de intrekking van een werkplan dat op 9 juni 2017 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was opgesteld. Appellante had bezwaar gemaakt tegen dit werkplan, maar het Uwv heeft dit werkplan inmiddels ingetrokken, omdat appellante geen recht had op een WW-uitkering. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat appellante geen procesbelang meer had bij de beoordeling van het ingetrokken werkplan.

In hoger beroep heeft appellante de juistheid van het oordeel van de rechtbank betwist. Zij stelde dat de rechtbank ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan de mededeling in het bestreden besluit dat zij niet in aanmerking komt voor een WW-uitkering, omdat zij per 9 mei 2016 recht heeft op een WIA-uitkering. Appellante voerde aan dat de rechtbank onjuiste feiten en omstandigheden heeft gehanteerd en dat de door haar aangehaalde rechtspraak niet van toepassing is op haar situatie. Tevens gaf appellante aan schade te lijden door de stagnatie van haar re-integratie.

De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellante niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank. De Raad onderschrijft het oordeel dat appellante geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het ingetrokken werkplan. Het hoger beroep is dan ook afgewezen, en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen grond voor een veroordeling tot schadevergoeding of proceskosten.

Uitspraak

18.4133 WW

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland
van 19 juni 2018, 17/3955 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 5 maart 2020
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met de zaak 19/2934 WIA plaatsgevonden op 23 januari 2020. Appellante is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma. In de zaak 19/2934 WIA is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. Op 9 juni 2017 heeft het Uwv de tussen het Werkbedrijf van het Uwv en appellante gemaakte afspraken vastgelegd in een werkplan. Appellante heeft hiertegen op 20 juli 2017 bezwaar gemaakt. Bij brief van 23 augustus 2017 heeft het Uwv appellante meegedeeld dat het werkplan van 9 juni 2017 is komen te vervallen, omdat appellantes uitkering op grond van de Wet Werkloosheid (WW) niet tot uitbetaling is gekomen. Bij besluit van 4 oktober 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv op het bezwaar beslist en bevestigd dat het werkplan is ingetrokken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Met verwijzing naar vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 3 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:23) heeft de rechtbank overwogen dat eerst sprake is van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante de juistheid van het oordeel van de rechtbank betwist. Daartoe heeft zij – samengevat – naar voren gebracht dat de rechtbank ten onrechte geen overwegingen heeft gewijd aan de mededeling in het bestreden besluit dat appellante met ingang van 12 mei 2017 niet in aanmerking komt voor een WW-uitkering omdat zij per 9 mei 2016 in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Bovendien is de rechtbank uitgegaan van onjuiste feiten en omstandigheden, heeft zij de omvang van het geding te beperkt geacht en is de door haar aangehaalde rechtspraak niet op de situatie van appellante van toepassing. Tot slot heeft appellante vermeld dat zij schade heeft geleden en nog steeds lijdt, omdat haar re‑integratie stagneert.
3.2.
Het Uwv heeft om bevestiging van de aangevallen uitspraak verzocht.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank dat de omvang van het onderhavige geding begrensd wordt door het in het kader van de WW opgestelde en inmiddels weer ingetrokken werkplan van 9 juni 2017 en dat appellante bij beoordeling van dat werkplan geen procesbelang meer heeft, wordt onderschreven. Met wat appellante naar voren heeft gebracht is niet aannemelijk geworden dat zij nog belang heeft bij een oordeel over het ingetrokken werkplan.
4.3.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking. Bij deze uitkomst is er geen grond voor een veroordeling tot vergoeding van schade.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en T. Dompeling en W.R. van der Velde als leden, in tegenwoordigheid van H.S. Huisman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2020.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) H.S. Huisman