ECLI:NL:CRVB:2020:621
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking faillissementsuitkering wegens gebrek aan privaatrechtelijke dienstbetrekking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van een faillissementsuitkering aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had een uitkering aangevraagd na het faillissement van zijn werkgever, [BV], maar het Uwv stelde vast dat er geen sprake was van een verzekeringsplicht op grond van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. De rechtbank Noord-Nederland had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellant stelde dat hij arbeid had verricht en loon had ontvangen, maar het Uwv voerde aan dat er geen gezagsverhouding of verplichting tot het betalen van loon bestond. De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat er geen privaatrechtelijke dienstbetrekking was en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad benadrukte dat het aan appellant was om tegenbewijs te leveren, wat niet was gebeurd. De uitspraak bevestigt de noodzaak van een duidelijke arbeidsovereenkomst en de voorwaarden voor een dienstbetrekking in het kader van sociale zekerheid.