Uitspraak
17.6400 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante door het Uwv, die met ingang van 8 augustus 2016 is vastgesteld op minder dan 35%. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om haar geen WIA-uitkering toe te kennen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag rust en dat het Uwv de functionele mogelijkheden van appellante correct heeft vastgesteld. Appellante, die zich op 11 augustus 2014 ziek meldde, heeft diverse medische klachten, waaronder psychische klachten en fysieke klachten door een nekhernia en diabetes mellitus. De verzekeringsarts heeft beperkingen vastgesteld en op basis daarvan is de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 14,10%. Het Uwv heeft het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, wat door de rechtbank is bevestigd.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de FML onvoldoende recht doet aan haar klachten en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met alle door appellante beschreven klachten. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante, en dat haar MAVO-diploma gelijkgesteld kan worden met een VMBO-TL diploma. De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder aanleiding voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling.