In deze zaak gaat het om de beoordeling van de geschiktheid van appellant voor de functie van commercieel-administratief medewerker in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant heeft zijn werkzaamheden gestaakt vanwege burn-out klachten en heeft een loongerelateerde WGA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft appellant in aanmerking gebracht voor deze uitkering, maar de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 40%. Na bezwaar en een bestreden besluit van het Uwv, waarin de arbeidsongeschiktheid op 53,43% werd vastgesteld, heeft de rechtbank de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit onderschreven. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet voldoet aan de opleidingseis voor de functie van commercieel-administratief medewerker, omdat hij niet beschikt over het vereiste diploma MBO niveau 3 richting administratief. Het Uwv heeft betoogd dat appellant, ondanks het ontbreken van het diploma, voldoende kennis heeft opgedaan door zijn eerdere opleidingen.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant niet voldoet aan de opleidingseis voor de functie van commercieel-administratief medewerker, omdat zijn opleidingen niet in het verlengde liggen van de vereiste opleiding. De Raad heeft vastgesteld dat de functie ten onrechte aan de schatting ten grondslag is gelegd. Daarnaast heeft appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure meer dan vier jaar heeft geduurd, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,- ten laste van de Staat der Nederlanden. De Raad heeft ook het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.252,30 bedragen.