Uitspraak
17.7383 PW, 19/477 PW, 19/478 PW
OVERWEGINGEN
30 augustus 2014. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapportage van
17 november 2016.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Limburg. De appellante, die sinds 21 augustus 2003 bijstand ontving, had onroerend goed in Turkije, wat leidde tot een themacontrole door het college van burgemeester en wethouders van Venray. Het college ontdekte dat appellante eigenaar was van meerdere woningen en een stuk grond in Turkije. Na een onderzoek en een gesprek met sociaal rechercheurs, waarbij appellante niet alle gevraagde informatie had verstrekt, werd haar bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat de overdracht van de woningen aan haar zwager zonder vergoeding had plaatsgevonden, en dat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank, die de intrekking van de bijstand en de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand hadden bekrachtigd. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van verminderde verwijtbaarheid bij de opgelegde boete, en dat de boete evenredig was vastgesteld. De zaak benadrukt het belang van transparantie en het voldoen aan inlichtingenverplichtingen bij het ontvangen van bijstand.