ECLI:NL:CRVB:2020:37
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van een appellant met psychische en lichamelijke klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van een appellant die zich op 9 oktober 2014 ziek meldde met psychische en lichamelijke klachten. De appellant had eerder een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen, maar deze werd beëindigd omdat hij in staat werd geacht meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad onderschrijft dit oordeel. De Raad oordeelt dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd hebben dat de appellant, ondanks zijn klachten, in staat is om de geselecteerde functies uit te oefenen. De Raad wijst erop dat de begeleidingsbehoefte van de appellant kan worden ingevuld door collega's en leidinggevenden zonder dat daar extra eisen aan worden gesteld. De argumenten van de appellant in hoger beroep, waaronder de stelling dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn ADD-klachten, worden als herhalingen van eerdere gronden beschouwd en niet overtuigend bevonden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt.