Uitspraak
19.434 ZW
OVERWEGINGEN
“De wijzigingen in het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen betreffen de vaststelling van het dagloon van uitzendkrachten die in meerdere dienstbetrekkingen tot hetzelfde uitzendbureau hebben gewerkt in het refertejaar”. Daarvan is in het geval van appellant geen sprake.
6 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3098) is het bij het tot stand brengen van een algemeen verbindend voorschrift, als het hier aan de orde zijnde Dagloonbesluit, in beginsel aan de materiële wetgever voorbehouden om alle betrokken belangen af te wegen en moet de rechter het resultaat daarvan respecteren. Dit uitgangspunt lijdt uitzondering indien aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van een algemeen verbindend voorschrift zodanige ernstige gebreken kleven dat dit voorschrift om die reden niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. Dat brengt met zich dat de rechter bij de behandeling van een beroep dat tegen een in concreto genomen besluit is ingesteld, ook gehouden is om – met terughoudendheid – te toetsen of het desbetreffende algemeen verbindende voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag voor dat besluit vormt. Bij die, niet rechtstreekse, toetsing van het algemeen verbindende voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot het betalen aan appellant van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 500,-;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 262,50.