ECLI:NL:CRVB:2020:3315
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing uitkering jonggehandicapten wegens niet-ingezeten zijn op zeventiende verjaardag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, geboren in Marokko in 1968, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze was afgewezen omdat hij op zijn zeventiende verjaardag geen ingezetene van Nederland was. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. De appellant stelde dat zijn aanvraag beoordeeld moest worden aan de hand van de Wajong 2015, en dat de toepassing van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) leidde tot leeftijdsdiscriminatie.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de beoordeling van de aanspraken van de appellant moest plaatsvinden aan de hand van de AAW, aangezien hij voor 1980 was geboren. De Raad vond geen aanknopingspunten voor de stelling van de appellant dat er sprake was van discriminatie op grond van leeftijd. De wetgever had met de AAW beoogd de positie van AAW-gerechtigden te respecteren, en de appellant had niet aannemelijk gemaakt dat hij op zijn zeventiende verjaardag een duurzame band met Nederland had. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van de appellant af.