ECLI:NL:CRVB:2020:3283
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering WIA-uitkering wegens gefingeerd dienstverband
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die stelt van 11 oktober 2010 tot en met 10 april 2011 een dienstverband te hebben gehad bij een eenmanszaak van haar ex-partner, heeft een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft echter geweigerd deze uitkering toe te kennen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid onder de 35% werd geschat. Na een intern onderzoek door het Uwv, dat leidde tot het rapport 'Arizona', werd geconcludeerd dat appellante vermoedelijk nooit werkzaam is geweest bij de genoemde onderneming. Het Uwv heeft daarop de uitkeringen van appellante geschorst en teruggevorderd, wat leidde tot de bestreden besluiten.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en geoordeeld dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat er sprake was van een gefingeerd dienstverband. Appellante heeft in hoger beroep de gronden van haar beroep herhaald, maar de Raad heeft de rechtbank in haar oordeel gevolgd. De Raad oordeelde dat het Uwv aannemelijk heeft gemaakt dat appellante niet verzekerd was voor de WIA, en dat de terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkeringen terecht was. De Raad heeft geen dringende redenen gevonden om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.