ECLI:NL:CRVB:2020:3017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank over de OV-schuld van een studente na te late stopzetting van het reisproduct
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had geoordeeld dat de OV-schuld van betrokkene, een studente die haar reisproduct te laat had stopgezet, onterecht was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de studente geen gebruik had gemaakt van haar reisrecht en dat de opgelegde schuld een punitief karakter had, wat niet in overeenstemming was met de wetgeving. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en geoordeeld dat de studente wel degelijk verantwoordelijk was voor het niet tijdig stopzetten van haar reisproduct. De Raad benadrukte dat de OV-schuld niet als een boete moet worden gezien, maar als een verplichting tot betaling voor het beschikken over het reisproduct, ongeacht of het product daadwerkelijk gebruikt is. De Raad verklaarde het beroep van de minister ongegrond, waardoor de OV-schuld van de studente in stand blijft. De uitspraak is gedaan op 18 november 2020.