Uitspraak
19 4646 ZW
1 oktober 2019, 19/407 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
A.M.M. Chevalier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2020.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die eerder als helpende werkzaam was. Appellante heeft zich op 10 april 2014 ziek gemeld met psychische klachten en ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar een ZW-uitkering toegekend, die na een eerstejaars beoordeling werd voortgezet. Echter, na een toetsing van haar belastbaarheid in het tweede ziektejaar, heeft het Uwv in 2016 besloten de ZW-uitkering te beëindigen, omdat appellante in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen.
Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar aangetekend, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat de deskundige die door de rechtbank was benoemd, onvoldoende rekening heeft gehouden met haar situatie. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en het Uwv heeft in hoger beroep bevestigd dat de FML van 7 juni 2017 voldoende gemotiveerd is en dat appellante geschikt is voor de geselecteerde functies.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom er geen verdere beperkingen aangenomen hoeven te worden. Appellante heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar stelling ondersteunen dat zij niet in staat was om de geselecteerde functies te verrichten. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.