ECLI:NL:CRVB:2020:2432
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor ergonomische hulpmiddelen en de rol van de Zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft appellante, een inwoner van Alkmaar, op 3 maart 2017 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) voor de kosten van ergonomische hulpmiddelen, waaronder een toetsenbord en bureaustoel, ter waarde van € 837,95. De gemeente Alkmaar heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten volgens hen behoren tot de algemeen gebruikelijke kosten van het bestaan. De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, wat appellante in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een voorliggende voorziening kan worden aangemerkt voor de kosten van hulpmiddelenzorg. De Raad oordeelt dat de kosten van de ergonomische hulpmiddelen niet noodzakelijk zijn voor de re-integratie van appellante, aangezien zij deze voornamelijk voor privégebruik nodig heeft. De Raad bevestigt dat appellante een aparte aanvraag voor re-integratiekosten had moeten indienen, wat zij niet heeft gedaan.
De Raad heeft ook de argumenten van appellante over het buitenwettelijk begunstigend beleid van de gemeente verworpen, omdat het college consistent heeft gehandeld in de afwijzing van de aanvraag. De Raad concludeert dat er geen grond is voor toewijzing van het verzoek om schadevergoeding en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.