ECLI:NL:CRVB:2012:BX8173

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-479 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor bijzondere bijstand voor chronisch zieken

In deze zaak heeft appellante, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een toeslag voor chronisch zieken door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De aanvraag was ingediend op 28 januari 2009, maar werd afgewezen omdat deze na de deadline van 31 december 2008 was ingediend. Appellante stelde dat het college haar aanvraag had moeten beschouwen als een aanvraag voor individuele bijzondere bijstand op basis van artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB).

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college de aanvraag niet als zodanig had hoeven aanmerken. Het door appellante gebruikte aanvraagformulier was specifiek gericht op categoriale bijzondere bijstand, waarvoor minder gegevens vereist zijn. De Raad benadrukte dat het voor rekening en risico van appellante komt dat zij een aanvraag voor categoriale bijstand heeft gedaan, terwijl zij beoogde individuele bijzondere bijstand aan te vragen. De Raad stelde vast dat appellante niet had kunnen begrijpen dat het formulier niet geschikt was voor de aanvraag van individuele bijstand en dat het college haar expliciet had gewezen op de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen.

De uitspraak van de rechtbank Utrecht, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard, werd bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 25 september 2012.

Uitspraak

11/479 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 1 december 2010, 09/1699 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (college)
Datum uitspraak 25 september 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.H.F. de Jong, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2012. Voor appellante is verschenen mr. De Jong. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C. van der Voorn.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. In januari 2009 heeft appellante bij het college een aanvraag ingediend voor een toeslag voor chronisch zieken. Het gebruikte aanvraagformulier heeft appellante gedownload van de website van de gemeente Utrecht. Op dit aanvraagformulier is vermeld dat inwoners van de gemeente een toeslag voor chronisch zieken kunnen aanvragen indien zij een laag inkomen hebben en chronisch ziek zijn.
1.2. Bij besluit van 28 januari 2009 heeft het college de aanvraag afgewezen, omdat deze is ingediend na 31 december 2008. Hierbij heeft het college verwezen naar de richtlijnen categoriale en periodieke bijzondere bijstand voor chronisch zieken.
1.3. Bij besluit van 12 mei 2009 (bestreden besluit) heeft het college het tegen het besluit van 28 januari 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het college haar aanvraag had moeten opvatten als een aanvraag om bijzondere bijstand ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante heeft niet hoeven begrijpen dat het formulier niet kon worden gebruikt voor het aanvragen van deze vorm van bijstand. Voor zover gegevens ontbraken, had het college daarom kunnen verzoeken. Appellante heeft vanwege haar chronische aandoeningen veel extra kosten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Gelet op hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, is uitsluitend in geschil of het college de aanvraag van appellante had moeten aanmerken als een aanvraag om bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB, hierna aangeduid als individuele bijzondere bijstand. Appellante heeft niet bestreden dat zij niet in aanmerking kwam voor categoriale bijstand op grond van de Beleidsregels categoriale en periodieke regeling bijzondere bijstand chronische zieken Utrecht 2007 en 2008.
4.2. Het door appellante gebruikte aanvraagformulier ziet specifiek op categoriale bijzondere bijstand. Het gaat om de aanvraag van een toeslag voor chronisch zieken, waarvoor kon worden volstaan met het verstrekken van gegevens over het inkomen en de chronische ziekte. Het college hoefde deze aanvraag van appellante niet tevens als een aanvraag om individuele bijzondere bijstand aan te merken. De verlening van die vorm van bijzondere bijstand vindt plaats in een ander kader en vergt een andere beoordeling dan categoriale bijzondere bijstand. Deze beoordeling is toegespitst op het individuele geval van de betrokkene. Zoals het college ter zitting heeft meegedeeld, wordt voor individuele bijzondere bijstand dan ook een ander, veel uitgebreider, aanvraagformulier gehanteerd, waarbij meer specifieke vragen aan de orde komen. Het komt voor rekening en risico van appellante dat zij een aanvraag voor categoriale bijstand heeft gedaan, terwijl zij beoogde individuele bijzondere bijstand aan te vragen. Voor zover daarover onduidelijkheid bestond, lag het op haar weg om zich nader te laten informeren over de wijze waarop individuele bijzondere bijstand kon worden aangevraagd. Bovendien heeft het college in het bestreden besluit appellante uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheid om bijzondere bijstand voor deze kosten aan te vragen.
4.3. Appellante heeft nog naar voren gebracht dat zij veel extra kosten heeft. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij een overzicht van haar medicatie overgelegd. Deze kosten zijn in dit geding niet van belang. Appellante is gewezen op de mogelijkheid alsnog individuele bijzondere bijstand aan te vragen. In dat kader kunnen de kosten die de aandoeningen van appellante meebrengen aan de orde komen.
5. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat het hoger beroep geen doel treft. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Het verzoek om toekenning van schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente komt gelet hierop niet voor toewijzing in aanmerking.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen als voorzitter en J.F. Bandringa en J.M.A. van der Kolk-Severijns als leden, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2012.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) P.C. de Wit
HD