ECLI:NL:CRVB:2016:3299

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
7 september 2016
Zaaknummer
14/5511 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten eigen bijdrage GGZ in verband met verslavingsbehandeling

In deze zaak heeft appellant, die algemene bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), op 3 juli 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een eigen bijdrage GGZ van € 200,- voor een behandeling bij de Stichting Tactus Verslavingszorg. Het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat bijstandsverlening voor de eigen bijdrage GGZ niet mogelijk is omdat de ziektekostenverzekering als een voorliggende voorziening moet worden beschouwd. In beroep heeft de rechtbank de afwijzing van het college bevestigd, maar appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de kosten voor de behandeling bij Tactus zijn gemaakt in het kader van de arbeidsinschakeling van appellant. De Raad oordeelde dat het college ten onrechte had geweigerd de eigen bijdrage GGZ te vergoeden op grond van de Re-integratieverordening. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor het hoger beroep van appellant slaagde. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het college werd verplicht om de eigen bijdrage van € 200,- te vergoeden.

Daarnaast werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 992,- werden begroot. De uitspraak werd openbaar gedaan op 6 september 2016.

Uitspraak

14.5511 WWB

Datum uitspraak: 6 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
20 augustus 2014, 14/547 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Almere (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft R.V. Tjon hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 15/1772 WWB en 15/1924 WWB, plaatsgevonden op 12 juli 2016. Namens appellant is verschenen Tjon. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M.W. Meijer. In de zaken 15/1772 WWB en 15/1924 WWB wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, die algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ontvangt, heeft op 3 juli 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor onder meer de kosten van een eigen bijdrage GGZ van € 200,- in verband met een behandeling bij de Stichting Tactus Verslavingszorg (Tactus).
1.2.
Bij besluit van 20 augustus 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 19 december 2013 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat bijstandsverlening voor de eigen bijdrage GGZ niet mogelijk is, omdat de ziektekostenverzekering als een voorliggende voorziening moet worden beschouwd.
1.3.
In beroep heeft het college het bestreden besluit in die zin aangevuld dat tevens wordt geweigerd de eigen bijdrage GGZ te vergoeden vanuit het participatiebudget. Het college heeft gesteld dat indien appellant de behandeling bij Tactus heeft gevolgd in het kader van zijn re-integratie, het mogelijk is om de eigen bijdrage te vergoeden uit het participatiebudget. Nu daarvan geen sprake is, komen de gevraagde kosten niet voor vergoeding in aanmerking.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met toekenning van een vergoeding voor de proceskosten in beroep, het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voor zover het betreft de weigering van een vergoeding voor de eigen bijdrage GGZ voor de behandeling bij Tactus uit hoofde van zijn re-integratie.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de WWB, voor zover hier van belang, is het college verantwoordelijk voor het ondersteunen van personen die algemene bijstand ontvangen bij arbeidsinschakeling en, indien het college daarbij het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling noodzakelijk acht, voor het bepalen en aanbieden van deze voorziening.
4.2.
Op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB, voor zover hier van belang, stelt de gemeenteraad bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de WWB. Onder meer ter uitvoering hiervan is de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand Publiekszaken 2012
(Re-integratieverordening) vastgesteld.
4.3.
Op grond van artikel 14 van de Re-integratieverordening kan het college een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling.
4.4.
Niet in geschil is dat appellant een door het college aangeboden re-integratietraject heeft gevolgd bij Tractio en dat dit re-integratiebedrijf appellant na de beëindiging van dit traject door heeft gestuurd naar Tactus voor een behandeling in het kader van verslavingszorg. Zoals de gemachtigde van het college ter zitting van de Raad ook heeft erkend, was de behandeling bij Tactus in het belang van de re-integratie van appellant, omdat daarmee (ook) werd beoogd belemmeringen om arbeid te kunnen verrichten weg te nemen, en had bij het niet meewerken hieraan een maatregel kunnen worden opgelegd.
4.5.
Uit 4.4 volgt dat de gevraagde kosten zijn gemaakt in het kader van de arbeidsinschakeling van appellant. Dit betekent dat het bestreden besluit, voor zover het betreft de weigering de eigen bijdrage GGZ voor de behandeling bij Tactus te vergoeden op grond van de Re-integratieverordening, niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden vernietigd. De Raad zal, doende wat de rechtbank zou behoren te doen, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren en het bestreden besluit, voor zover dit betrekking heeft op de weigering van een vergoeding op grond van de Re-integratieverordening, vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.6.
De Raad zal vervolgens bezien wat het vervolg van deze vernietiging moet zijn. Hierbij is van belang dat het college aan appellant bijzondere bijstand heeft toegekend voor de in verband met de behandeling bij Tactus gemaakte reiskosten, zodat aangenomen moet worden dat de kosten die voortvloeien uit de behandeling bij Tactus noodzakelijk gemaakte kosten betreffen. Van andere gronden om de vergoeding voor de eigen bijdrage GGZ op grond van artikel 14 van de Re-integratieverordening af te wijzen is niet gebleken. Gelet hierop ziet de Raad aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat aan appellant op grond van artikel 14 van de Re-integratieverordening een vergoeding van € 200,- wordt toegekend voor de eigen bijdrage GGZ.
5. Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de kosten van appellant voor verleende rechtsbijstand. Deze worden begroot op € 992,- in hoger beroep.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 19 december 2013, voor zover het
college daarbij heeft geweigerd de eigen bijdrage GGZ te vergoeden op grond van de
Re-integratieverordening;
- bepaalt dat aan appellant op grond van de Re-integratieverordening een vergoeding van
€ 200,- wordt toegekend en dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte
van het besluit van 19 december 2013;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 992,-;
- bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 166,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.G. Hink als voorzitter en W.F. Claessens en J.C.F. Talman als leden, in tegenwoordigheid van A. Stuut als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 september 2016.
(getekend) G.M.G. Hink
(getekend) A. Stuut

HD