ECLI:NL:CRVB:2020:229

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 januari 2020
Publicatiedatum
3 februari 2020
Zaaknummer
18/1082 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van gezinsbijstand na ontvangen erfenis en de proportionaliteit daarvan

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de terugvordering van gezinsbijstand door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, nadat appellante een erfenis had ontvangen van € 40.836,- van haar overleden tante. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de terugvordering van de bijstand van € 22.660,05 over de periode van 2 april 2015 tot en met 31 december 2016 terecht was. Appellante was van mening dat de terugvordering disproportioneel was en dat het college rekening had moeten houden met een interingsnorm van anderhalf keer de bijstandsnorm. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de terugvordering niet disproportioneel was, gezien de hoogte van de ontvangen erfenis in vergelijking met het teruggevorderde bedrag. De Raad stelde dat het college niet verplicht was om de interingsnorm toe te passen en dat de terugvordering volledig kon plaatsvinden, ook al ontving appellante samen met haar schoondochter gezinsbijstand. De Raad wees het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente af, en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en de griffier was verhinderd te ondertekenen.

Uitspraak

18.1082 PW, 18/1083 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 januari 2018, 17/3228 en 17/5002 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van de schade in de vorm van wettelijke rente
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
Datum uitspraak: 21 januari 2020
Zitting hebben: J.N.A. Bootsma als voorzitter
G.M.G. Hink en P.J. Huisman als leden
Griffier: V.Y. van Almelo
Partijen zijn niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten, en
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van de schade in de vorm van wettelijke rente af.
Dit betekent dat het oordeel van de rechtbank over het besluit tot terugvordering van bijstand van € 22.660,05 over de periode van 2 april 2015 tot en met 31 december 2016 terecht is.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellante heeft [in] 2017 van haar op [datum in] 2015 overleden tante een erfenis ontvangen van € 40.836,-. Zij had dus achteraf gezien vanaf 2 april 2015 aanspraak op voldoende middelen en het college mocht de aan haar tot en met 31 december 2016 betaalde bijstand terugvorderen.
Voor de bijstand die appellante in een gedeelte van deze periode samen met haar schoondochter als gezinsbijstand heeft ontvangen, geldt dat volgens vaste rechtspraak [1] gezinsbijstand niet kan worden gesplitst in een deel ten behoeve van de een en een deel ten behoeve van de ander. Het college mag de gezinsbijstand volledig van appellante terugvorderen. Dat appellante zelf niet het idee had dat zij samen met haar schoondochter een gezin vormde, kan dit niet veranderen.
Appellante meent dat de terugvordering disproportioneel is. De rechtspraak waar zij ter onderbouwing naar verwijst, gaat over een situatie waarbij de terugvordering vele malen hoger was dan de middelen waarover de betrokkene beschikte. [2] Dat is iets anders dan waar het hier om gaat, namelijk een ontvangen erfenis, waarbij de erfenis veel hoger is dan het bedrag dat wordt teruggevorderd. Alleen al daarom is de terugvordering niet disproportioneel.
Voor zover appellante heeft bedoeld te betogen dat de verhouding tussen de vermogensoverschrijding en de terugvordering onevenredig is, omdat geen rekening is gehouden met een zogenaamde interingsnorm van anderhalf maal de bijstandsnorm, slaagt deze grond niet. Het college mag het beleid voeren om, als een erfenis is ontvangen een interingnorm van anderhalf maal de bijstandsnorm toe te passen, maar is dat niet verplicht. In dit geval voert het college dit beleid niet en hoeft dat volgens vaste rechtspraak ook niet te voeren. [3]
De stelling dat door de terugvordering bij appellante spanningsklachten zijn ontstaan, waardoor zij niet in staat is in haar eigen levensonderhoud te voorzien, heeft zij niet onderbouwd. Alleen al hierom is niet gebleken van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van de terugvordering af te zien.
Het hoger beroep slaagt niet. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
De griffier is verhinderd te ondertekenen. (getekend) J.N.A. Bootsma

Voetnoten

1.Uitspraak van 25 september 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX8149 en uitspraak van 8 januari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY8648.
2.Uitspraak 21 april 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH9423
3.Uitspraak 11 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2550