1.6.Bij besluit van 19 juli 2018 (bestreden besluit) heeft de Stichting het bezwaar tegen het besluit van 29 maart 2018, aangevuld op 3 april 2018, ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat artikel 4.7, tweede lid, van de CAO PO ook van toepassing is indien sprake is van een tweede tijdelijk dienstverband. Het besluit van de Stichting van 21 december 2016 om het dienstverband tussentijds te beëindigen, houdt eveneens een besluit in als bedoeld in artikel 4.7, tweede lid, van de CAO PO. Met dat besluit heeft de Stichting appellant immers duidelijk gemaakt dat hij het dienstverband beëindigt of in ieder geval niet zal verlengen dan wel zal omzetten in een dienstverband voor onbepaalde tijd. De rechtbank is verder van oordeel dat appellant er niet op heeft mogen vertrouwen dat hij nog in dienst was. Artikel 4.7, derde lid, van de CAO PO is niet op appellant van toepassing. Evenmin maakt appellant aanspraak op een aanstelling voor onbepaalde tijd op grond van artikel 4.5 van de CAO PO. Het betoog dat de aanstelling van appellant dient te worden verlengd of dient te worden omgezet in een aanstelling voor onbepaalde tijd omdat de Stichting ten onrechte niet het volledige verbetertraject heeft gevolgd en zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat appellant onvoldoende functioneert wordt niet gevolgd. De voorwaarde dat sprake is van een ernstige mate van onbekwaamheid of ongeschiktheid geldt immers niet voor het van rechtswege laten eindigen van een dienstverband.
3. In hoger beroep hebben partijen zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Ingevolge artikel 4.3. van de CAO PO kan een aanstelling voor bepaalde tijd plaatsvinden bij wijze van proef, met uitzicht op een aanstelling voor onbepaalde tijd. De duur van deze aanstelling bedraagt ten hoogste twaalf maanden. In zeer bijzondere gevallen kan deze periode met ten hoogste twaalf maanden worden verlengd.
4.1.2.Ingevolge artikel 4.5, eerste lid, van de CAO PO geldt vanaf de dag dat tussen dezelfde werkgever en werknemer aanstellingen voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, met ingang van die dag de laatste aanstelling als een aanstelling voor onbepaalde tijd. De voorgaande volzin is van toepassing op de aanstellingen genoemd in de artikelen 4.3 en 4.4.
4.1.3.Ingevolge artikel 4.7, eerste lid, van de CAO PO eindigt een aanstelling voor bepaalde tijd van rechtswege zodra die tijd is verstreken.
4.1.4.Ingevolge artikel 4.7, tweede lid, van de CAO PO neemt de werkgever, indien de aanstelling bij wijze van proef een tijdsduur had van ten minste twaalf maanden, ten minste twee maanden voor de einddatum van de aanstelling een beslissing om:
a. een aanstelling voor onbepaalde tijd te geven;
b. dan wel nog eenmaal een nieuwe verlengde aanstelling voor bepaalde tijd aan te gaan;
c. dan wel dat de aanstelling van rechtswege eindigt;
en stelt de werknemer hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis.
4.1.5.Ingevolge artikel 4.7, derde lid, van de CAO PO, wordt de werknemer met ingang van de bedoelde einddatum geacht te zijn aangesteld voor een verlengde aanstelling voor bepaalde tijd onder dezelfde voorwaarden als de voorgaande aanstelling.