Uitspraak
19.4565 AW
OVERWEGINGEN
5 september 2016, per direct de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. De rechtbank Noord-Holland heeft bij uitspraak van 22 december 2017 het beroep tegen het besluit van 5 september 2016 ongegrond verklaard. Bij de uitspraak van 20 december 2018, waarvan herziening wordt gevraagd, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
processen-verbaal, waaronder die van N, waren al voor de uitspraak van de Raad bij verzoeker bekend dan wel hadden bij hem redelijkerwijs bekend kunnen zijn. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarde onder b. Het arrest van het hof is van na de uitspraak van de Raad, zodat niet aan de voorwaarde onder a is voldaan. Overigens is evenmin aan de voorwaarde onder c voldaan, nu de vier gedragingen, waarvan de Raad heeft geoordeeld dat die terecht aan het strafontslag ten grondslag zijn gelegd, in zowel feitelijk als juridisch opzicht in relevante mate verschillen van hetgeen hem strafrechtelijk ten laste is gelegd en waarvan het hof hem heeft vrijgesproken. De Raad herhaalt tot slot zijn vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van 5 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:319) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.