Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Vordering van het openbaar ministerie
Vrijspraak
hij– verdachte – een proces-verbaal zou moeten opmaken ter zake verdenking van het voorhanden hebben van een wapen’. Volgens de verklaring van [naam 1] bij de politie heeft de verdachte hem inderdaad gezegd dat verdachte was gevraagd een proces-verbaal op te maken en de verdachte heeft dit bij de politie in zijn verklaring als getuige bevestigd. Hierop is de verdachte, als hij als zodanig door de politie wordt gehoord, teruggekomen. Volgens hem is niet expliciet gesproken over een wapen, hetgeen door zijn collega [naam 3] zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris is bevestigd. Het hof gaat daarom uit van deze laatste verklaring van de verdachte. Dat [naam 1] wel heeft begrepen dat de verdachte iets zei over het wapen is voorstelbaar, omdat – volgens zijn eigen verklaring bij de politie – de verdachte wel tegen [naam 1] heeft gezegd: “er wordt of is proces-verbaal van bevindingen gemaakt van dat voorval in november, als er wat is of als je wat hebt dan moet je dat aangeven op het politiebureau”. De verdachte doelde hiermee, volgens zijn eigen verklaring, op de mogelijke aanwezigheid van een wapen.
híjproces-verbaal moest opmaken tegen [naam 1], zoals feitelijk omschreven bij het eerste gedachtestreepje in de tenlastelegging.