Uitspraak
19.1990 WW
OVERWEGINGEN
24 oktober 2014 aan betrokkene toestemming verleend om met behoud van zijn
WW-uitkering in Polen naar werk te zoeken in de periode van 3 november 2014 tot en met
2 februari 2015. De WW-uitkering is beëindigd per 3 februari 2015.
WW-uitkering ten onrechte teruggevorderd. Voorts is de boete ten onrechte opgelegd.
13 september 2014 en dat betrokkene geen enkele duidelijkheid heeft kunnen verschaffen over zijn daadwerkelijke verblijfplaats na afloop van het dienstverband met [naam uitzendbureau].
DOC-007-01 en op de Powroty-lijst staat met als datum 13 september 2014 voor terugkeer naar Polen een indicatie dat betrokkene ook daadwerkelijk op deze datum naar Polen is vertrokken. Hiertoe wordt in aanmerking genomen dat [Y.], directeur van [naam uitzendbureau], op
7 maart 2017 tegenover een medewerker van het Uwv heeft verklaard dat de lijst DOC‑007‑01 is verkregen van een vestiging van [naam uitzendbureau] in Polen. [Y.] heeft toegelicht dat op deze lijst is bijgehouden op welke datum een werknemer is vertrokken naar Nederland om daar te gaan werken en op welke datum de werknemer weer is teruggekeerd naar Polen. Voor de vestiging van [naam uitzendbureau] in Nederland was deze lijst van belang omdat daaruit blijkt welke personen beschikbaar zijn voor werk in Nederland en voor de vestiging van [naam uitzendbureau] in Polen was deze lijst van belang omdat daaruit blijkt welke personen beschikbaar zijn voor werk in Polen. Ook heeft [Y.] verklaard dat de werknemers na afloop van het dienstverband met [naam uitzendbureau] de door [naam uitzendbureau] geregelde verblijfsplaats moesten verlaten. Verder speelde daarbij een rol dat het vervoer van en naar Nederland en Polen werd geregeld door [naam uitzendbureau]. Gelet op het belang van [naam uitzendbureau] bij het bijhouden van de lijst en de accuraatheid daarvan, zoals dit volgt uit de verklaring van [Y.], is er geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de gegevens op de lijst. Dit geldt te meer nu de vermelding op deze lijst wat betreft betrokkene overeenkomt met de vermelding op de Powroty-lijst. Daarbij heeft het Uwv in aanmerking kunnen nemen dat betrokkene geen duidelijkheid heeft verschaft over zijn verblijfsplaats in Nederland na afloop van het dienstverband met [naam uitzendbureau]. Op het door betrokkene op 15 september 2014 ondertekende WW-aanvraagformulier is als adres vermeld: [adres] te [A.]. Ter zitting bij de rechtbank heeft betrokkene verklaard dat hij tijdens het dienstverband met [naam uitzendbureau] op verschillende, door [naam uitzendbureau] geregelde adressen, heeft verbleven. Betrokkene heeft ook verklaard dat hij na afloop van het dienstverband met [naam uitzendbureau] niet heeft verbleven op het [adres] te [A.], maar bij een kennis van hem in Den Haag. Deze verklaring van betrokkene komt niet overeen met het bevestigende antwoord dat hij op 1 oktober 2014 heeft gegeven op de schriftelijke vraag van het Uwv naar aanleiding van de WW-aanvraag of hij ook daadwerkelijk woont op het [adres] te [A.]. Geoordeeld wordt dat het Uwv met de lijst DOC-007-01 en de Powroty-lijst, in samenhang bezien met de onduidelijkheid over de daadwerkelijke verblijfsplaats van betrokkene na afloop van het dienstverband met [naam uitzendbureau], aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene per 13 september 2014 naar Polen is vertrokken.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 30 augustus 2018 gegrond;
- vernietigt het besluit van 30 augustus 2018 voor zover het ziet op de opgelegde boete;
- herroept het boetebesluit van 14 maart 2018;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 3.150,-.