ECLI:NL:CRVB:2020:1872
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid voor andere functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die als machine operator werkte, had zich in 2011 ziek gemeld en ontving in 2014 een uitkering op basis van de Ziektewet. Na een medisch onderzoek door het Uwv werd vastgesteld dat appellant per 30 augustus 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn loon kon verdienen in andere functies. Appellant heeft sindsdien meerdere keren ziek gemeld en zijn uitkering is in 2018 opnieuw beoordeeld. Het Uwv concludeerde dat appellant geschikt was voor ten minste één van de in het kader van de EZWb geselecteerde functies, wat leidde tot de beëindiging van zijn ZW-uitkering per 5 maart 2018.
De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en voerde aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat hij niet in staat was om de geduide functies te vervullen. De Raad oordeelde echter dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant geschikt was voor de geduide functies, waardoor de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was.
De Raad concludeerde dat de gronden van appellant in hoger beroep niet slagen en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.