ECLI:NL:CRVB:2016:439
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek met vastgestelde belastbaarheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die als machine-operator werkte, was uitgevallen wegens klachten aan zijn benen en psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 20 augustus 2013 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar aangetekend, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig was en dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat. Hij stelde dat zijn behandelaars een consistente medische opvatting hadden over zijn klachten en verzocht om de benoeming van een revalidatiearts als deskundige. Het Uwv daarentegen verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen van het Uwv de belastbaarheid van appellant adequaat hadden vastgesteld en dat er geen medische onderbouwing was voor de stelling dat appellant niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.